Door David Lynch ben ik sneller en vreemder opgegroeid. Mijn obsessie begon halverwege de middelbare school, toen een docent Nederlands deze filmmaker-in-de-dop zijn collectie videobanden van de eerste twee seizoenen Twin Peaks uitleende. In porties van 45 minuten leerde ik ‘a world both wonderful and strange’ kennen, vol van wonderschone beelden (dat rode neon, die waterval, Audrey Horne!) en soms regelrechte horror (met natuurlijk Bob, aan het voeteneind van het bed, als voorlopig dieptepunt van een duistere oorsprong). Maandenlang heb ik het niet van me af kunnen schudden: dat geluid van jankende saxofoons en vragende uilen, de bevreemdende grijns van Dale Cooper, de geur van dennenbomen, sloten koffie, en cherry pie.
Ode aan David Lynch: Blue sky goodness and wild pain
Drie films van “the master of strange” David Lynch zijn na digitale restauratie in het hele land weer te zien in fonkelnieuwe staat: Mulholland Drive, Lost Highway en The Elephant Man. Zijn films inspireren hedendaagse filmmakers nog steeds in dezelfde mate als vlak na première. Zo ook Jordi Wijnalda, afgestudeerd als writer-director aan Columbia University in New York, die terugblikt op zijn eerste kennismakingen met Lynch als een schitterende nachtmerrie.
Door Exposed redactie10 januari 2019

Twin Peaks was geen vriendelijk stuk jarennegentigtelevisie, het was eerder psychedelische post-Vietnam-horror met de melodramatische instincten van Douglas Sirk. Het bleek de perfecte introductie tot zowel de bitterzoete lichtheid als de ondraaglijke duisternis die ik in het volledige oeuvre van Lynch zou gaan ontdekken. En dat deed ik gretig: ik vertrouwde Lynch blindelings. Met een gezonde mengeling van opwinding en angst liet ik me keer op keer meevoeren door zijn brein. Eraserhead, Blue Velvet, Lost Highway: maar al te graag dook ik zonder reddingsvest de diepte in, want Lynch zou me toch altijd wel weer veilig terug aan wal brengen, verbouwereerd en geïnspireerd. De warmte die hij soms volledig toeliet – The Elephant Man en het wonderschone The Straight Story – gaf mij altijd weer vertrouwen dat Lynch stiekem wel echt gaf om ons, de onvolkomen, worstelende, verdwaalde mens.
Toch had niks mij voorbereid op de impact die Mulholland Dr. op mij zou hebben. Op een dinsdagmiddag in het eerste jaar van mijn filmstudie, plantte ik mij nietsvermoedend neer in het oude Filmmuseum in het Vondelpark – en ik weet niet meer hoe ik die dag thuisgekomen ben. Ik was binnenstebuiten gekeerd door de odyssee van de wanhopig optimistische Betty (een magische Naomi Watts) door de ringen van de hel die “Hollywood” heet. Met een eindeloos onvoorspelbaar palet aan filminstincten liet Lynch concepten op me los die ik niet voor mogelijk had gehouden: doodsangst op klaarlichte dag; intimiteit uit paniek, niet uit liefde; een zelfdestructief verlangen naar iets wat überhaupt nooit heeft bestaan; en een klein blauw doosje.
“Ik was binnenstebuiten gekeerd door de odyssee van de wanhopig optimistische Betty door de ringen van de hel die “Hollywood” heet”
Via die film, en later met Lynch’ aangenaam goedmoedige boekje Catching the Big Fish als gids, is mijn kijk op cinema en het maken van films onomkeerbaar veranderd. Film kan zoveel meer zijn dan alleen een representatie van het leven zoals we dat al kennen. Die vierentwintig frames per seconde komen voort uit ons onderbewustzijn, uit onze dromen, uit ons hart. Het probeert ons te vertellen dat wij allemaal, ieder voor zich, een totaal eigenzinnige, absurde en heerlijk abnormale kijk op de wereld hebben, of we dat nu zelf inzien of niet. Lynch lijkt telkens weer een nieuwe manier te vinden om iedere vorm van zelfcensuur of gedachtenfilters te negeren. Zijn films liggen voor ons open als een kloppend, kwetsbaar hart op een operatietafel: we zijn welkom om heel dichtbij te komen, maar we moeten sterk en ontvankelijk zijn, ook al worden we soms volslagen misselijk van de aanblik.


Met zijn meest recente meesterwerk, het zeventiendelige filmopus dat Twin Peaks: The Return heet en als bingewatchable serie in de wereld is gebracht, heeft Lynch opnieuw de lat voor zichzelf totaal ergens anders gelegd. Film, televisie, video-on-demand, zelfs muziek en beeldende kunst: ieder medium grijpt hij aan om zichzelf, zijn vertelvormen, en daardoor zijn publiek uit te dagen niets voor lief aan te nemen. Toch verkies ik de bioscoop als tempel om Lynch’ ideeën tot me te nemen: ik wil omarmd worden door zijn beelden en geluiden (niet in de laatste plaats de bezwerende muziek van Angelo Badalamenti), ik wil niet kunnen ontsnappen, ik wil meevaren op zijn volwassen variant van de Willy Wonka-rivier. Alleen Inland Empire heb ik om die reden nog niet kunnen zien; op een klein scherm zal ik die, naar verluidt evenredig fascinerende en frustrerende, trip niet kunnen verteren, denk ik.
Vorig jaar nam ik mijn beste vriend mee naar Eye Shadow om op het mooiste scherm van Nederland Mulholland Dr. (op 35mm!) te ontdekken. Na afloop zuchtte hij diep – het leek alsof hij eindelijk weer durfde te ademen – en keek hij me aan in het schemerlicht van de betoverde zaal. ‘Wow,’ fluisterde hij, ‘ik weet niet wat me zojuist is overkomen, maar ik ga dit nooit meer vergeten.’
(Mocht je door mij niet overtuigd zijn, probeer dan online de aflevering van Wereldgasten te vinden waarin Joyce Roodnat drie uur lang, gloeiend van de cinefiele verliefdheid, samen met Lynch zijn brein verkent – temidden van kunstwerken, sigarettenrook en, jawel, sloten koffie.)
De titel is gebaseerd op de Lynch-opmerking: ‘There’s goodness in blues skies and flowers, but another force – a wild pain and decay – also accompanies everything.’