Muzikanten hebben vaak het idee dat je alle stilte moet opvullen, een bewijsdrang waar Davis zich verre van hield. Jim Jarmusch vergelijkt Robby Müller in een interview met Miles Davis. Want die zorgvuldig gekozen leegte, dat is precies wat Müller deed met zijn camera. Langgerekte shots van beboste landschappen, van wolken, van rijdende stoomtreinwielen. Simpel, maar met de schoonheid van een jazzsolo.
Ik keek naar Dead Man en ik zag poëzie
Miles Davis speelde de mooiste solo’s met de minste noten. Er was niets wat hij niet kon op zijn trompet, maar leek slechts minimale moeite te doen. De verhalen schuilen juist in de leegte die hij tussen de tonen liet vallen.
Door Martin van der Heide23 augustus 2016
Ik kan niet uitleggen waarom, maar ik ben geïntrigeerd door de vergelijking van Jarmusch. Er zit iets in de beelden van Müller dat muziek maakt. Een ritme, een melodie.
Het zal misschien daardoor komen dat Müllers films gepaard gaan met prachtige, maar totaal verschillende muziek. Het gitaargepingel in de openingsscène van Paris, Texas sluit naadloos aan op de beelden van een eenzame man, lopend door een woestijn. De schurende musicalnummers van Björk in Dancer in the Dark worden begeleid door net-niet bombastische shots. De gruizige, soms bibberige beelden in 24 Hour Party People ademen new wave. Maar waar de muziek en het beeld het best samen komen, is bij Dead Man.
Hallucineren in het bos
In deze film uit 1995 van (hoe kan het ook anders) Jim Jarmusch, volg je William Blake (Johnny Depp) die in zijn reis door de bossen van Amerika wordt begeleid door de indiaan Nobody (Gary Farmer). Blake schoot iemand neer, maar werd zelf ook geraakt en zal daardoor sterven. Het afglijden van Blake zie je letterlijk: steeds vaker sluit hij zijn ogen en zakt hij in elkaar.
De fade-outs zorgen ervoor dat je door de ogen van Blake denkt te kijken. Je hallucineert met hem mee. Bovendien hebben de beelden gedurende de film steeds minder contrast, alsof het zicht langzaam naar nul afneemt. Tussen de mysterieuze dialogen door, hoor je korte, lome gitaarriffjes, als gemompelde dichtregels. Hoe dieper Blake wegzakt en hoe verder de hallucinaties hem brengen, hoe harder en onvoorspelbaar de gitaarloopjes worden. Het gemompel wordt geschreeuw.
Dode dichter
In een geweldige scène in de film leren Blake en Nobody elkaar kennen. Blake wordt wakker, hij is net geraakt door een schot. “Did you kill the white man who killed you?” vraagt Nobody. “I’m not dead”, zegt Blake met een glimlach. De gitaar begint te spelen, een rustig, gebroken akkoord – een dichtregel.
Niet voor niets komt Nobody er daarna achter dat William Blake de reïncarnatie van de dichter William Blake is. “Is your name William Blake?! Then you áre a dead man!” Daarna spreekt Nobody de bekende dichtregel uit die vaker terugkomt in de film. En meteen daarna volgt het gitaarakkoord weer, maar dit keer gaat het langer door, alsof de muziek nu het hele gedicht vertelt:
Every Night and every Morn
Some to Misery are Born.
Every Morn and every Night
Some are Born to sweet delight.
Some are Born to sweet delight,
Some are Born to Endless Night.