Tenminste: tot eind augustus het festival van Venetië zijn rode lopers uitrolt. Want Cannes mag de grootste mond hebben, Venetië is met zevenentachtig edities het oudste filmfestival van de wereld. En met hun recente competitiefilms The Shape of Water, The Favourite, Roma, La La Land, Birdman or (The Unexpected Virtue of Ignorance) en Spotlight heeft het Italiaanse festival een heel wat gelukkiger hand in het programmeren van de latere Oscarwinnaars. Maar toch, maar toch: als het op glamour en grootte aankomt wint Cannes met meer dan een Franse neuslengte verschil. De organisatie bestaat deze tien dagen uit een kleine duizend medewerkers (waarvan 48% vrouw, zo pochten ze in een persbericht over gendergelijkheid), en er lopen jaarlijks vierduizend journalisten en twaalfduizend filmprofessionals onder de Zuid-Franse zon.
Cannes 2019: een verslag
Eye-filmprogrammeur Ronald Simons houdt twaalf dagen lang een verslag bij van de films, de sfeer en alle roddels van het 72ste filmfestival van Cannes. Terwijl het team van Eye International het Nederlandse paviljoen opbouwt tot dé hangout van de Nederlandse filmwereld waar producenten, distributeurs, filmmakers en andere filmprofessionals aan elkaar worden gekoppeld, wordt het slaperige kustplaatsje Cannes omgetoverd tot het filmparadijs van de wereld.
Door Ronald Simons14 mei 2019
Dag 1
Wat kunnen we allemaal verwachten dit jaar? In competitie strijden onder andere de nieuwe films van Quentin Tarantino, Pedro Almodóvar, Ken Loach, Terrence Malick, de gebroeders Dardenne, Xavier Dolan en Abdellatif Kechiche om de Gouden Palm. Ook de klassiekers zijn dit jaar om van te watertanden. Zowel Stanley Kubrick's The Shining als Easy Rider zijn in nieuwe 4K-restauraties te zien als onderdeel van het beroemde bijprogramma van het filmfestival van Cannes waarin spiksplinternieuwe restauraties worden gepresenteerd, vaak in aanwezigheid van originele filmcrewleden of aficionado's. Niemand minder dan Alfonso Cuarón leidt bijvoorbeeld Kubricks klassieker in, en Easy Rider zal worden geïntroduceerd door Peter Fonda. Morgenochtend trapt Halloween-regisseur John Carpenter het spits af met een career talk, waarna later deze week ook Alain Delon, Sylvester Stallone en Nicolas Winding Refn achter de microfoon plaats zullen nemen. En ik duik zo zoetjes aan de filmzaal in voor mijn allereerste film: zombiekomedie The Dead Don't Die van Jim Jarmusch, tevens openingsfilm van Cannes 2019, waarover in het volgende verslag meer.
Dag 2
Terwijl bewapende gendarmes de Croisette en omstreken veilig maken voor ongenode gasten, en de straten van Cannes vollopen met galakleding maakte het belangrijkste theater van de stad zich gisteren op voor de openingsceremonie.
Stipt om half acht ‘s avonds opende in het Grand Auditorium Louis Lumière het 72ste festival met een half uur durende ceremonie, voor het tweede achtereenvolgende jaar gepresenteerd door de Franse acteur en televisiepersoonlijkheid Edouard Baer. Na een paar grollen, een ode aan de onlangs overleden grand-mère du cinema Agnès Varda, een performance van het themaliedje Sans Toi uit Varda’s beroemde film Cléo de 5 à 7 en het voorstellen van de jury (zie foto) was het tijd voor de vermakelijke openingsfilm The Dead Don't Die, geschreven en geregisseerd door Jim Jarmusch.
Dag 3
Altijd fijn als je op één lijn zit met je favoriete regisseur. Toen festivalonderdeel Quinzaine des réalisateurs aan John Carpenter vroeg welke van zijn films ze tijdens het festival moesten vertonen ter ere van de uitreiking van zijn oeuvreprijs Le Carrosse d’Or (De Gouden Koets), twijfelde Carpenter naar eigen zeggen geen moment en koos voor mijn lievelingshorrorfilm aller tijden: The Thing uit 1982. En dus niet voor zijn allerbekendste film Halloween, die tot op de dag van vandaag een indrukwekkende(r) lijst aan imitaties voortbracht.
Carpenters losse remake van de fifties monsterfilm The Thing From Another World gaat over een stel Amerikaanse wetenschappers dat onder leiding van een sombrero-cowboyhoeddragende Kurt Russell op Antarctica meer aantreft dan alleen sneeuw en harde rukwinden. De film deed het destijds slecht bij critici en publiek, maar groeide uit tot een fenomeen. Beroemde genrefilmcollega’s van Carpenter geven nog altijd vorm aan hun liefde voor The Thing door in hun eigen films het iconische filmaffiche op de achtergrond op te hangen. Gisteravond zag ik ‘m nog bij The Dead Don’t Die van Jim Jarmusch, en ook in Stranger Things hangt ‘ie al twee seizoenen fier aan de muur.
Na afloop van de 4K screening van The Thing vertelde de regisseur in een career talk een uur lang over de film en zijn oeuvre. Voor de eerste vraag te beantwoorden wilde hij even gezegd hebben het als de ultieme wraak te zien om te kiezen voor juist deze, toenmalig verguisde film, en vertelde er ook bij dat het publiek in 1982 vooral wegbleef omdat iedereen naar E.T. the Extra-Terrestrial ging, die twee weken eerder uitkwam. Bioscoopbezoekers wilden blijkbaar geen gruwelijke monsters meer, maar schattige buitenaardse wezens met grote ogen.
Over zijn eigen inspiratiebronnen, was Carpenter duidelijk: Tobe Hooper, George A. Romero en Dario Argento. Toen hij Inferno van Dario Argento zag, dacht hij: "Wow, Dario is free to do this crazy shit. Why can’t I be as free as Dario? And I said fuck it: I’m going to do it my way, so I quit the studio system and made Prince of Darkness." Gevraagd naar de horrorfilms van nu, antwoordde Carpenter al jaren niet meer naar de bioscoop te gaan, omdat hij bang is wat hij andere bezoekers aan zal doen die op hun telefoon zitten of door de film heen praten. Ik keek op dat moment om mij heen, en zag letterlijk tientallen bezoekers staren naar hun iPhone. Ik keek weer terug naar het podium en dacht: waar is mijn sombrero-cowboyhoeddragende Kurt Russell om ze allemaal naar another world te meppen?
Dag 4
Les Misérables is het langespeelfilmdebuut van de 39-jarige documentairemaker Ladj Ly, een uitbouw van zijn gelijknamige korte film uit 2017. De film speelt zich af in de Oost-Parijse buitenwijk Montfermeil, waar Ly zelf opgroeide, ver van het toeristische Île de la Cité. Ik heb het even opgezocht en het is tachtig minuten fietsen van die wijk naar de Notre-Dame, dus mijlenver buiten de ring, zoals Amsterdammers zouden zeggen. ‘t Is bepaald geen hoopvolle buurt met gelijke kansen voor iedereen, maar een door God en Emmanuel Macron verlaten, miserabele plek waar het recht van de sterkste en rijkste geldt. Toen Ly er als kind woonde, was er nog een gespannen evenwicht tussen hangjongeren en politie, het onderwerp van het thematisch overeenkomende La Haine (1995), maar nu regeren verschillende etnische en religieuze groepen. De Nigerianen, zigeuners, moslims en Noord-Afrikanen vechten er om hun plek op de apenrots. Drugshandel en prostitutie tieren welig én in alle openbaarheid; de politie heeft het gezag al lang niet meer in handen.
In de urbane oorlogszone van Les Misérables begint politieman Stéphane aan zijn eerste dienst en wordt gekoppeld aan de door de banlieue-wol geverfde Gwada en Chris. Wat volgt zijn twee dagen van complete escalatie nadat een kind een leeuwenwelp jat van de zigeuners en de vlam in de pan slaat. Overrompeld intens gefilmd en overtuigend gespeeld door een grote ensemblecast grijpt Les Misérables je naar de strot. Zo heftig dat je Ladj Ly enkele beginnersfouten van inconsistentie en misbalans al snel vergeeft. Vele uren nadat ik de film zag, staat de finale confrontatie tussen de drie politieagenten en de groep tot criminele waanzin gedreven kinderen nog op mijn netvlies gebrand.
Je zou tussen al het premièregeweld bijna vergeten om je filmhistorisch bewustzijn op peil en in ontwikkeling te houden, maar ook daar is Cannes een kei in. Het programma Cannes Classics bijvoorbeeld selecteert de beste recente restauraties, zoals vandaag Toni (1935) van Jean Renoir. Door velen beschouwd als een belangrijke voorloper van het neo-realisme, al ontkent de Franse maître dit zelf. Voor hem gaat die Italiaanse filmstroming vooral over (melo)drama, en daar is Renoir vrij vies van. Bij hem vind je beeldpoëzie en onopgesmuktheid, zoals in zijn meesterwerken La grande illusion (1937) en mijn favoriet La bête humaine (1938).
Toni is een filmische verbeelding van een kort politiebericht dat Renoir begin jaren dertig las over een crime passionnel op het Zuid-Franse platteland. In die tijd arriveerde daar de ene na de andere trein met arbeiders uit Spanje en Italië om het weinige werk met meer handen aan te pakken. De sullige Italiaanse arbeider Toni is er een van. Hij vindt in de eerste instantie geluk bij zijn huisbazin, maar raakt binnen twee jaar verzeild in een romantisch trio en een moordpartij. Niet dat dit plot de film zijn historische status geeft, want dat komt door de keuze van Renoir om vooral met amateurs uit de regio te werken en de film goeddeels buiten op te nemen, een zeldzaamheid in die jaren. Juist daarin ligt ook de claim dat het een neo-realistische voorloper zou zijn. Maar minus het drama dus.
Dag 5
Vandaag waren mijn eerste interviews gepland. Geen grote Hollywoodsterren dit jaar, want de kans daarop wordt ieder jaar kleiner. De grote vissen geven namelijk steeds minder interviews. Daarnaast sta ik als maandbladpers -ik schrijf voor Preview Magazine- niet vooraan in de rij. De rangorde die festivals en sales agents aanhouden voor het vergeven van de beste perskaart en de lekkerste interviews is: eerst video, dan dagelijkse print, dan niet-dagelijkse print en tenslotte websites. Je vraagt als journalist al voor het festival interviews aan bij de internationale sales agent van de film waar je interesse in hebt, tenzij de film al voorafgaand aan het festival is gekocht door een Nederlandse distributeur, want dan bepalen zij wie er aan tafel van de filmmaker of acteurs zit. En zo’n plek kost geld, dus distributeurs kienen heel precies uit welk medium ze bij welk interview aan tafel zetten.
Op een groot filmfestival als Cannes zijn er zoveel aanvragen dat er gewerkt wordt met zogenaamde junkets: groepjes journalisten zitten rondom wat ze steevast the talent noemen, zodat ze niet steeds hoeven te preciseren of het om een regisseur, scenarist, acteur of actrice gaat. Dat zijn in het beste geval groepjes van drie, maar acht komt het meeste voor. Mijn dieptepunt wat aantal journalisten betreft was twee jaar geleden bij Arnold Schwarzenegger, waar ze drie junkets van achttien journalisten per tafel hadden geformeerd. En dan heb je in totaal met de hele groep een kwartier met Arnie, dus lang niet iedereen is in de gelegenheid om een vraag te stellen. Het interview met regisseur Kantemir Balagov voor zijn film Beanpole vanmiddag was in een groep van acht sympathieke journalisten die om-en-om en met de klok mee vragen stelden, maar dat gebeurt zelden.
In een junket geldt namelijk het recht van de felste en onbeschaamste. Het is jouw stukje dat je moet schrijven en inleveren, dus dan kan je maar beter zorgen dat je jouw vragen stelt. Toen ik een paar jaar geleden Rooney Mara interviewde voor Carol van Todd Haynes zat in mijn groepje een flamboyante lijer die achter elkaar vragen op Mara afvuurde over haar hond, haar jurken en d’r schoonouders. Heel logisch voor iemand die voor een lifestyleblad schrijft, maar met die antwoorden kan ik niks.
Dus je moet vechten voor je vragen, maar liefst wel zonder achter elkaar door te vragen, want je collega’s willen ook aan de beurt komen. Al zijn er in ieder groepje wel journalisten die aan het begin van het interview hun dictafoon aan zetten, vervolgens achterover leunen en na afloop dus alle antwoorden op vragen van anderen uitwerken zonder hun bek opengetrokken te hebben. Om te zorgen dat er in één land niet twee exact dezelfde stukken verschijnen, is de usance om nooit twee dezelfde nationaliteiten in een groepje te zetten.
Gelukkig had ik vandaag ook een één-op-één gesprek van twintig minuten met de regisseur van Making Waves: The Art of Cinematic Sound over de ontwikkeling van geluid in film vanaf de allereerste experimenten tot nu. Aan het woord komen beroemde geluidsmensen als Walter Murch (Apocalypse Now, The Conversation) en viervoudig Oscarwinnaar Ben Burtt (Star Wars, Alien, Wall-E en de Indiana Jones-films), de god van geluid in Hollywood. Maar met de regisseur die ik interviewde heb ik eigenlijk alleen maar gepraat over haar eigen werk als sound editor van Armageddon, The Rock en Broken Arrow. We zaten met z’n tweetjes in de halfschaduw op het dakterras van een sjiek hotel aan de Croisette over Michael Bay, John Woo en Nicolas Cage te praten en even was het (journalisten)leven weer goed.
Dag 6
Ken Loach flikt het met Sorry We Missed You alweer. Zes jaar geleden verkondigde de inmiddels 78-jarige Brit tijdens een retrospectief in Filmhuis Den Haag waarschijnlijk geen films meer te maken, waarna nog Jimmy’s Hall, de Gouden Palm-winnende I, Daniel Blake, twee documentaires en nu dus competitiefilm Sorry We Missed You volgden. Zijn nieuwste is even actueel, schrijnend en liefdevol als ‘s mans beste werk. Het gaat over een echtpaar dat alle eindjes aan elkaar moet knopen om rond te komen. Hij als pakketbezorger, zij als thuiszorgmedewerker. De twee kinderen lijden onder de afwezigheid, de financiële onzekerheid en alle stress die hun ouders mee naar huis nemen.
Het is overleven, zoals zovelen dagelijks doormaken, maar dat zo weinig wordt gefilmd. Laat staan zo eerlijk en vol mededogen als Ken Loach, scenarist Paul Laverty en vaste editor Jonathan Morris dat al decennialang samen doen. Er zit geen seconde effectbejag of tranentrekkerij bij, en toch ontroert Sorry We Missed You van begin tot einde. Misschien is het wel dat sprankje hoop op een beter leven dat Loach’s werk kenmerkt en zo aangrijpend maakt. Al hangt het aan een zijden draadje, zijn personages blijven geloven dat hun wereld meer verdient.
Voorspelling: niets gaat deze editie van Cannes de energie, snelheid en humor van Give Me Liberty nog inhalen. Na een première op Sundance is dit humaanhilarische portret van een Amerikaans-Russische gemeenschap hier geselecteerd door de Quinzaine, het festivalonderdeel dat zich richt op auteursfilms.
Deze tweede film van Kirill Mikhanovsky gaat over Victor, een jonge Russische immigrant die -net als Mikhanovsky ooit deed als bijbaan- buschauffeurt voor hulpbehoevende mensen. In een tempo en opeenstapeling fuck ups dat doet denken aan Good Time (2017) haalt hij mensen thuis op, beginnend met zijn verwarde grootvader, maar alles gaat mis als hij zich later die ochtend laat overhalen om een groep bejaarde Russen naar een begrafenis te brengen.
Racend door de straten van winters Milwaukee mist hij alle deadlines, maar je sympathie blijft bij Victor, omdat hij (te) onzelfzuchtig alle borden in de lucht probeert te houden. Het is After Hours meets Little Miss Sunshine, maar dan recht uit het hart, ongepolijst en zoetzuur. Zoals de beste roadmovies horen te zijn. De acteursgroep is een mengeling van amateurs en professionele acteurs, waarvan velen mentaal of lichaam beperkt, een zeldzaamheid in de filmwereld. Gelukkig heeft distributeur September Film Give Me Liberty gekocht, dus dit zwartkomische pareltje is later dit jaar bij een filmtheater bij u in de buurt te zien.
Dag 7
Afgebrand in Spanje, bewierookt in Cannes: de nieuwe film van Pedro Almodóvar. Nog voor de eerste Cannes-screening van de nieuwe film van Pedro Almodóvar snelde hét nieuwtje uit Dolor y gloria (pijn en glorie) al vooruit: het personage van Antonio Banderas rookt te pas en te onpas heroïne in deze naar eigen zeggen zeer autobiografische film van de Spaanse filmmaker. Gevraagd naar zijn eigen ervaring met heroïne, antwoordde Almodóvar dat de voorkeursdrug in zijn jonge jaren cocaïne was, en dat we de mésaventures van zijn hoofdpersoon vooral niet te één-op-één op hem moeten betrekken. Ja, ja.
Levert dit egodocument ook een goede speelfilm op? Mwah, verzuchtte de Spaanse pers na de première afgelopen maart. In wat je positief kunt omschrijven als gemengde recensies beklaagden recensenten zich destijds over de zoveelste afstandelijke en onpersoonlijke oefening in briljante stijl van Almodóvar. Maar daar wil de Franse pers niets over horen, want hier in Cannes is Dolor y gloria onthaald als een terugkeer in vorm van Almodóvar en wordt de rol van Banderas omschreven als de beste uit zijn carrière.
De ontmoetingen met drie belangrijke mensen uit zijn verleden beroert vijftigplusser Salvador (Antonio Banderas) zo enorm dat hij weer energie krijgt om aan het schrijven en regisseren te slaan. Ooit succesvol filmmaker is hij weggleden in een cirkel van lichamelijke en psychische klachten. Teruggetrokken in een schaduwrijk huis leeft Salvador als een geknakte leeuw, die al jaren geleden een punt achter zijn leven heeft gezet. Met behulp van zijn oude vrienden en een flink aantal hijsjes heroïne borrelt de creativiteit gelukkig weer op.
Alle elementen uit zijn eerdere werk op één na -de complete waanzinnigheid uit mijn lievelingsfilms Women on the Verge of a Nervous Breakdown en ¡Átame! ontbreekt- komen terug in zijn nieuwste, maar worden ditmaal geserveerd met een kalmte en een bezinning die bijzonder goed valt bij de hier aanwezige pers. In zijn herkenbare felle kleurtjesstijl smeedt Almodóvar autofictiefilm Dolor y gloria vol subtiel sentiment tot een publiekslieveling die ook hoge ogen zal gooien bij de jury.
Dag 8
Als een film Zombi Child heet, is er geen ontkomen aan natuurlijk. En als het dan ook nog eens is geregisseerd en geschreven door Bertrand Nocturama Bonello al helemaal. De openingssequentie is gesitueerd op Haïti in 1962, waar een stel zombies op een suikerrietplantage werkt. Als een van de zombies een sappig stuk kip verorbert, komt er iets menselijks in hem terug en ontsnapt hij het plantageregime. Al snel bevinden we ons vervolgens op een hedendaags Parijs’ internaat voor bevoorrechte meisjes. Daar leert hoofdpersonage Fanny het Haïtiaanse meisje Mélissa kennen, de kleindochter van bovengenoemde kipkluiver. Via een vrij onrealistische plotwending raakt Fanny vervolgens verzeild in de wereld van voodoo.
Net als Nocturama bestaat ook Zombi Child uit twee nadrukkelijk gescheiden delen. Het heftige contrast tussen het opgeprikte internaatleven en de bongobongovoodoowereld van Haïti in de jaren zestig intrigeert lang. Maar niet tot het einde als in het slotstuk de twee delen op een weinig elegante manier samen komen. Al lijkt het Bonello daar bijna om te doen: zoals in Nocturama vraagt hij van de kijker om kaas te maken van zijn tweeluik. De vele referenties aan genrecinema, waaronder White Zombie uit 1932, Jacques Tourneur's I Walked With a Zombie, Brian De Palma’s Carrie, Picnic at Hanging Rock en een toefje Inferno van Dario Argento maken het ondanks de kunstmatige opzet een heerlijke 100 minuten.
De Waalse broertjes Dardennes doen ook dit jaar een gooi naar een derde Gouden Palm met Le jeune Ahmed; een krachtig, kleinschalig portret van een Belgische tiener die radicaliseert onder invloed van een boosaardige imam. In de hen typerende regiestijl van een dicht op de huid gefilmde vertelling blijft de kijker op armslengte afstand van een personage dat je zo graag van advies wilt voorzien, maar dat recht voor je neus wegglijdt door zijn slechte keuzes. Niks aan te doen: we moeten de rit uitzitten. En die rit is spannend, want de Dardennes goten dit urgente verhaal ook nog eens in de vorm van een thriller, waarbij de uitkomst ongewis blijft tot de allerlaatste seconde. In Le jeune Ahmed staat de overweging centraal of je een kind of labiel persoon kwalijk kunt/moet nemen dat ze ongelukkige keuzes maken onder invloed van anderen. Wanneer begint de verantwoordelijkheid voor je eigen daden eigenlijk? Als je volwassen bent, als je goed van kwaad kunt onderscheiden? Allemaal dringende vragen waar de regisseurs wijselijk geen antwoord op geven in deze kleine, grootste speelfilm.
Dag 9
Ook in mijn zevende jaar Cannes is er een record gesneuveld. Dit keer niet het aantal indommelmomentjes tijdens een Un Certain Regard-film, het duurste terraswijntje aan de Croisette of de hoeveelheid opgesmeerde zonnebrandolie, maar het aantal uur in de rij staan voor één film. Niet verwonderlijk was dat bij Once Upon a Time... in Hollywood van Quentin Tarantino, want dat is dit jaar veruit de drukst bezochte persvoorstelling van Cannes. Voor twee aansluitende persvoorstellingen heb ik ruim vier uur tevergeefs in de rij gestaan, want mijn perspas was in de hiërarchische Canneswereld onvoldoende om bij een van de eerste 1500 gelukkigen te behoren. Er zijn ieder jaar 4000 filmjournalisten aanwezig, dus ze hebben een onderverdeling in perspassen gemaakt op basis van je publicaties van het afgelopen jaar, waarbij vooral zwaar meetelt of je tijdens het festival publiceert. Omdat ik voor een maandblad schrijf, loop ik daardoor een goede perspas mis. Geheel terecht, maar heel zuur als je staat te popelen om als eerste naar de nieuwe Tarantino te gaan. Vandaag heb ik nog één allerlaatste kans om in Cannes QT's gelauwerde tiende speelfilm te gaan zien, dus duim voor me. Hieronder als douceurtje mijn favoriet voor de Gouden Palm tot dusver: A Hidden Life van Terrence Malick.
Poëtisch, lyrisch en filled to the brim met voice-overs, klassieke muziek en natuurschoon: enter de cinema van Terrence Malick. Het op ware gebeurtenissen gebaseerde, door hemzelf geschreven A Hidden Life is met 173 minuten zijn langste speelfilm, en gelukkig zijn meest verhalende sinds hij in 2011 de Gouden Palm won met The Tree of Life. Malick verloochent zijn door velen gehate stijl in deze nieuwste niet, maar laat het hier dienend zijn aan een universeel verhaal waarmee hij vele afhakers weer terug mag verwachten.
Oostenrijk, 1939. Franz Jägerstätter (August Diehl) en zijn vrouw Fani (Valerie Pachner) leven het simpele, gelukkige leven in het boerendorp St. Radegund. Ze leven van het land en van hun liefde. Geen vuiltjes aan de blauwe berglucht totdat Franz wordt opgeroepen voor een korte termijn in het Duitse leger. Daar leert hij niet alleen de fijne kneepjes van wapenomgang, maar ook Het Kwaad kennen. Franz besluit al snel om nooit meer Hitlers ideologie te dienen. Als hij maanden later weer wordt opgeroepen, voegt de vrome Franz daad bij woord, wordt opgepakt en slijt zijn dagen opgesloten en afgebeuld in een gevangenis. Jarenlang in afwachting van zijn proces, mentaal en fysiek bijna gebroken, houdt hij vast aan zijn overtuiging. Het is beter te lijden aan onrecht dan anderen onrecht aan te doen, houdt hij zichzelf voor.
De keuze om de personages zowel in niet-ondertiteld Duits als Engels te laten praten is niet een heel gelukkige, maar is in ieder geval beter dan alles in het Engels. Maar belangrijker: A Hidden Life is een terugkeer in vorm voor Terrence Malick na To the Wonder, Knight of Cups en Song to Song. Het verhaal speelt zich af tijdens W.O. II -zonder dat er een kogel wordt afgevuurd- maar staat in zijn gecondenseerdheid voor alle mensen die vechten voor hun rotsvaste geloof. Universeel en wonderschoon, dus zet je Malick-twijfels aan de kant en ga dit zien.
Dag 10
Quentin Tarantino’s liefde voor cinema en storytelling floreert in Once Upon A Time ... In Hollywood, zijn warmste en meest persoonlijke film tot nu toe. De sprookjesachtige titel is meer dan een platte verwijzing naar het westernmeesterwerk van maestro Sergio Leone. In zijn negende speelfilm heeft Tarantino namelijk echt een verhaal te vertellen. Voor het eerst staan niet de dialogen van cartooneske karakters centraal, maar de filmwereld zelf. QT was zelf zeven jaar oud toen in zijn eigen woonplaats Los Angeles een bijzonder hoofdstuk uit de Amerikaanse (film)geschiedenis plaatsvond; een gebeurtenis die de zorgeloze en vrije jaren zestig definitief beëindigden.
In de zomer van 1969 werd actrice Sharon Tate, toen hoogzwanger van regisseur Roman Polanski, met vier vrienden bruut afgeslacht in haar huis door geïndoctrineerde volgers van psychoot Charles Manson. Once Upon A Time ... In Hollywood is QT’s geromantiseerde visie op de (film)wereld uit zijn vroege jeugd. Een tijd dat hippies de straten overnemen, revolutie in de lucht hangt, de Amerikaanse filmindustrie wordt bedreigd door de invloed van televisie, en acteurs hun heil in Europa zoeken.
De zwarte Charles Mansonbladzijde komt overigens pas laat aan de orde, want Once Upon A Time ... In Hollywood is het verhaal van televisieacteur Rick Dalton (Leonardo DiCaprio) en zijn beste vriend en stunt double Cliff Booth (Brad Pitt). Na de openingssequentie, waarin Tarantino voor het eerst in zijn carrière televisieseries eert, doceert Marvin Schwartz (Al Pacino) de op z’n retour zijnde Rick Dalton dat die zijn heil moet gaan zoeken in Italië, waar naar voorbeeld van Clint Eastwood goed geld is te verdienen in de genrecinema. Het gesprek zet Dalton aan het denken en vormt de start van een avontuur waarbij Booth nooit van zijn zijde wijkt.
Tarantino heeft voorafgaand aan de Cannes-première in een communiqué gesmeekt om niks te verklappen over het einde van Once Upon A Time ... In Hollywood en dat is bepaald geen omhooggevallen sterrengeneuzel. In tegenstelling tot bijvoorbeeld Avengers: Infinity War plaatst dit einde namelijk de hele film in een ander en beter licht. Boordevol filmreferenties, humor, lompe actie, quotability en muziek; alle geliefde elementen uit ‘s mans oeuvre zitten in deze film, maar niet eerder was het zo liefdevol en oncynisch. En nooit was Brad Pitt leuker.
Dag 11
Op ieder filmfestival is er na acht dagen plotsklaps het moment dat de sfeer omslaat van gehaastheid en gehijg naar rust en verademing. De filmmarkt stopt, de snuitjes zijn bleek, de straten weer begaanbaar en de gekte is voorbij. Tijd voor balansen en een kwartiertje later in de rij staan. De dagelijkse dosis van twee competitiefilms gaat gewoon door tot en met vrijdag, maar zeker een kwart van de pers en filmprofessionals zit alweer thuis bij te komen van hun verdiende rust.
Vandaag gingen de nieuwe films van Marco Bellocchio (Il Traditore) en Abdellatif Kechiche (Mektoub, My Love: Intermezzo) in première, morgen nog hekkensluiters It Must Be Heaven van Elia Suleiman en Sibyl van Justine Triet. Mijn balans van Cannes 2019 lezen jullie morgen, maar een voorspelling van de verdeling van de Palmen is dit jaar moeilijker dan ooit door het ontbreken van algemeen gedeelde, overrompelende cinema. Op basis van alle meningen zullen de films van Pedro Almodóvar, Terrence Malick en Céline Sciamma (zie onder) in de prijzen vallen, al hoop ik in ieder geval dat Bong Joon-ho (Parasite) de prijs voor beste scenario wint.
Portrait de la jeune fille en feu van Céline Sciamma (Girlhood, Tomboy en scenariste van Ma Vie de Courgette) weet op ingehouden wijze een in de 18e eeuw gesitueerd verhaal actueel te maken. In een verlaten kasteel in Bretagne wacht Héloïse (Adèle Haenel) op een uithuwelijking aan een Italiaanse edelman, maar -visueel ingesteld als mannen ook toen al waren- le noble wil eerst een portret van zijn aanstaande bruid zien. Daartoe heeft Héloïse’s moeder schilder Marianne (Noémie Merlant) ingehuurd. Het lukte de vorige (mannelijke) portrettist niet om haar dochter voor zijn ezel te krijgen, dus ze geeft Marianne opdracht om haar dochter stiekem te observeren en op basis daarvan het portret te schilderen.
Fijntjes en franjeloos schetst Sciamma de ontluikende liefde tussen de vrouwen, belicht door de gloed van kaarsen en bemuziekt door slechts het kalme geruis van de zee. Het bijna verlaten kasteel doet functioneel dienst als symbool van de veiligheid van de laatste vrije weken van Héloïse en als reflectie van de eenzaamheid van beiden. Dit is een film over de binnenwereld, over de positie van vrouwen in een mannenwereld. Vrouwen die gepijnigd en gelaten hun kans op ware liefde en onafhankelijkheid afwachten. In de 18e eeuw was dat tevergeefs, nu is dat moment voor steeds meer vrouwen eindelijk binnen handbereik.
Dag 12
Voor mij zit deze editie van Cannes er weer op. Ik ben gisteravond terug naar Amsterdam gevlogen met een koffer vol herinneringen, een ongeschoren kop en een lege portomonnee. Van de vijfendertig films die ik de afgelopen tien dagen zag, steekt er een aantal echt boven de rest uit, maar niet in die lekkere vijfsterrenstijl zoals vorige jaren Shoplifters, The Square, Toni Erdmann, Son of Saul of La Vie d’Adèle.
Mijn favorieten uit de competitie dit jaar zijn Parasite, A Hidden Life en Once Upon a Time... in Hollywood, maar het onbetwiste hoogtepunt was de opmerking “allez-y monsieur” waarna ik de rode loper richting het Grand Théâtre Lumière op mocht om de nieuwe Tarantino (op 35mm!) te zien na twee dagen urenlang wachten in de rij. Buiten de competitie had ik dit jaar veruit de beste tijd bij een vertoning van de 4K restauratie van The Thing (1982) met nagesprek met regisseur John Carpenter.
Geklaag was er ook genoeg. Met al zijn regeltjes, intense beveiliging, gekmakende drukte, ouderwetse ideëen en hiërarchische systemen blijft Cannes een festival om ieder jaar weer geïrriteerd op af te geven. Het hoort er gewoon een beetje bij, dat gemok. Maar dit jaar was het gezeur bij programmeurs en filmjournalisten intenser dan ooit, dus de festivalleiding mag zich echt wel eens achter de oren krabbelen over hun beleid en positie. Want als het ze nu al twee jaar ook niet meer lukt om hun twee grootste troefkaarten -de allergrootste sterren en de allerbeste arthouseprogrammering- te spelen, lijkt de bal toch echt naar het tranquilo en sterrenbeladen Venetië te rollen. We gaan het eind augustus meemaken.
Maar nu eerst als afsluiter van Cannes 2019 de uitreiking van de Gouden Ronnies: de prijzen die ik als solojury zou uitreiken aan competitiefilms.
Gouden Ronnie
A Hidden Life (Terrence Malick)
Grand Prix
Once Upon a Time... in Hollywood (Quentin Tarantino)
Juryprijs
Bacurau (Kleber Mendonça)
Beste acteur
Kris Hitchen (Sorry We Missed You, Ken Loach)
Beste actrice
Adèle Haenel (Portrait de la jeune fille en feu, Céline Sciamma)
Beste regie
Bong Joon-Ho (Parasite)
Beste scenario
Parasite (Bong Joon-Ho)
Camera d’Or (beste debuut)
Les Misérables (Ladj Ly)