Gebruik je voornamelijk archiefstukken voor je vj-creaties en hebben ze een specifieke esthetiek die past binnen vj-verhalen?
Ik heb altijd geprobeerd archiefmateriaal te combineren met abstracte en grafische animatiewerken. Hoewel dit de visuele continuïteit soms bemoeilijkt, is het veel interessanter qua creativiteit.
Vj-en heeft niet het doel om historisch te contextualiseren, maar tracht alleen om beelden te creëren die de ervaring van het publiek verrijken. Wat archieffilmerfgoed betreft, gebruik ik vooral experimentele en avant-garde film, vooral beelden waarin je interactie met het menselijk lichaam kan zien. Mijn favoriete meesterwerken passen perfect in bepaalde sferen in de club: zij schommelen tussen abstractie en lichamelijke beweging. Van Man Ray's Le retour à la raison (1923) tot Fernand Léger en Dudley Murphy's Ballet mécanique (1924), van René Clair's Entr'acte (1924) tot Hans Richter's Vormittagsspuk (1928), van Maya Deren's The Very Eye of Night (1958) tot Henri-Georges Clouzot's L'Enfer (1958), van Norman McLaren's Pas de deux (1968) tot Paul Sharits' T,O,U,C,H,I,N,G (1968).
Ik pas de beelden echter altijd aan, door middel van de effecten die ik live implementeer. Vaak zijn ze niet eens herkenbaar omdat ze weer vermengd worden met andere beelden. Grafische animatievideo's werken heel goed in combinatie met historische experimentele films, vooral wanneer ze spelen met het effect van continuïteit, gesuggereerd door lijnen, vormen of kleuren.