Op het eerste gezicht lijken La Commune (Paris, 1871) en Born in Flames wellicht weinig met elkaar gemeen te hebben. De eerste is een ruim zes uur durende zwart-wit film over de Parijse Commune, de opstand tegen de Pruisische overheersing die eind 19e eeuw plaatsvond. De tweede is een tachtig minuten durende film over een fictieve revolutie na een fictieve oorlog in een niet nader gedefinieerde toekomst van Amerika.
Filmbeschouwing: zonder stem geen revolutie
In het kader van de revolutiemaand mei, vergelijkt Elise van Dam twee vergeten arthouse parels die de chaos van revolutie vangen. Twee films ook waarin vrouwen een doorslaggevende rol spelen.
Door Elise van Dam29 mei 2018
Ook de productieperiode van de films was volstrekt tegengesteld. Waar Watkins La Commune in een tijdsbestek van achttien dagen draaide, daar deed Borden er vijf jaar over om de beelden voor haar film bijeen te schieten. Door haar beperkte budget kon Borden zich namelijk geen filmvergunningen permitteren en zag ze zich gedwongen te filmen in guerrillastijl; korte scènes, snel geschoten, te midden van de dagelijkse New Yorkse chaos. Watkins daarentegen filmde alles in een verlaten loods, waar hij sets liet nabouwen (zonder daarbij overigens de loods te verhullen) en vervolgens zeer methodisch te werk ging. Hij filmde in takes van tien minuten, die geregeld in hun geheel in de film terechtkwamen. En toch weten beide benaderingen de chaos van een revolutie te vangen. De twee regisseurs brengen elk hun film naar de grens tussen realiteit en fictie.
Een belangrijke factor in die documentaire aanpak is de inzet van non- of semiprofessionele acteurs. Watkins organiseerde grootschalige open audities waaruit hij ruim 200 inwoners van Parijs en omstreken castte. Voorafgaand aan het draaien van de film liet hij hen uitgebreid met elkaar discussiëren over de Parijse Commune: hoe zagen zij de revolutie van destijds als huidige inwoners van de stad? Zagen zij parallellen tussen de situatie die de revolutie inleidde en het heden? Watkins spoorde hen aan een eigen visie te vormen en dit standpunt mee te nemen in wat ze vervolgens op camera deden. Op veel kleinere schaal zocht ook Borden naar het opheffen van die grens tussen acteur en personage. Zo zien we in Born in Flames de activiste Flo Kennedy in de rol van Zella, een oudere vrouw die de revolutionairen adviseert en betoogt dat de onderdrukte recht heeft op geweld.
Watkins richt zich in zijn film voornamelijk op de rol die vrouwen speelden binnen de Parijse Commune. Zij mochten weliswaar niet stemmen of zetelen in de Commune, maar lieten hun stem wel degelijk horen. In scholen, op straat, in debatten. Veel Parijse vrouwen werkten in die tijd fulltime en waren daarnaast verantwoordelijk voor het huishouden. Ze verenigden zich in de Union des Femmes pour la Défense de Paris et les Soins aux Blesses. In zijn film toont Watkins hoe de vrouwen zich op straat in discussies mengen en ook de wapens opnemen. Maar hij laat ook de weerstand zien die deze openlijke opstand van vrouwen oproept. Aanvankelijk wordt hun aanwezigheid getolereerd, maar naarmate de eerste euforie van de opstand is uitgewerkt en de onenigheid onder de demonstranten groeit, worden de vrouwen al snel tot zondebok gemaakt. Iets wat ook in werkelijkheid gebeurde. Na het bloedig neerslaan van de Commune in mei 1871 werden de vrouwelijke revolutionairen beschuldigd van brandstichten en gingen de geschiedenis in als ‘les pétroleuses’.
“Beide films zien in de revolutie een belangrijke rol weggelegd voor de media.”
Ook in Born in Flames zien we die weerstand. Tien jaar na de War of Liberation verliezen steeds meer vrouwen hun baan en worden, zoals iemand het uitdrukt, weer terug de keuken in geduwd. Een groep activisten, veelal lesbisch en zwart, verenigt zich als de Women’s Army. Regelmatig in de film zien we mannen die deze vrouwen in diskrediet brengen. Door hen ofwel voor gek te verklaren (dus niet serieus te nemen) ofwel door ze op hun vrouwelijkheid (of juist gebrek daaraan) aan te vallen. “Men are more woman than you are.” En twee jaar nadat Abel Ferrara in Ms. 45 een connectie legde tussen catcalling (het op straat naroepen en -fluiten van vrouwen) en verkrachting, stelt ook Borden dat het verbaal lastigvallen van vrouwen niet onschuldig is. Zowel die (helaas alledaagse) benadering van vrouwen op straat als de uitwassen van het machtsmisbruik schrijft zij toe aan hetzelfde patriarchale systeem waarin de vrouw als een minderheid beschouwd wordt.
Beide films zien in de revolutie een belangrijke rol weggelegd voor de media. In La Commune laat Watkins een televisieploeg door de Parijse straten lopen in een eeuw waarin televisie nog niet was uitgevonden. Dat wordt ook benadrukt. “Dus jullie zijn fictief?”, vraagt iemand de verslaggevers. “Ja, volkomen fictief.” De televisieploeg fungeert als een gids voor de kijker, maar tevens (net als de loods) als een element om de illusie van de re-enactment te doorbreken. Watkins wijst de kijker altijd op de constructie van zijn films. Voor hem zijn media altijd gekleurd en is het van belang dat je daar transparant over bent, zodat je de kijker aanmoedigt er kritisch op te reflecteren. Hij wil dat we aan het nu herinnerd worden, zodat we ook actief parallellen leggen tussen de omstandigheden van de Commune en de politieke situatie van vandaag de dag. En tot slot gebruikt hij de televisieploeg om de vraag te stellen of media ooit niet propaganda kunnen zijn. De verslaggevers beogen aanvankelijk objectiviteit, maar de demonstranten worden al snel vaardig in het gebruiken van de camera om hun boodschap door te geven. Of die nu idealistisch is, of praktisch (“Als iemand een babysitter nodig heeft…”).
Diezelfde vraag komt ook naar voren in Born in Flames, waarin naast televisie vooral een krant en twee radiostations een voorname rol spelen. Op televisie duiden deskundigen in talkshows de Women’s Army in scènes die vooral bewijzen dat deze ‘experts’ nog nooit met iemand van hen gesproken hebben. Daartegenover zijn de radiostations transparant over hun oogmerk. Presentator Honey begint elke uitzending met een statement. “This is a station dedicated to the sound of and defending of all women.” De krantenredactie ziet zich voor de vraag gesteld op welk punt je als journalist je neutraliteit laat varen en een standpunt moet innemen. Het is het onderwerp van menig discussie tussen de vrouwelijke redacteuren (waarvan een overigens gespeeld wordt door Kathryn Bigelow) en hun mannelijke hoofdredacteur.
In een interview gaf Lizzie Borden aan de film bedoeld te hebben als agitprop, de toeschouwer zowel op ratio als gevoel wilde aanspreken en prikkelen. Net als Watkins tracht ook zij via de discussies van de personages de kijker aan te zetten tot het innemen van een standpunt. Want discussies vormen het hart van deze films. En dat lijkt op het eerste gezicht misschien niet zo activistisch, maar beide films benadrukken dat het hebben van een stem, van controle over de taal en over “hoe we onszelf beschrijven” zoals een vrouwelijke activist in Born in Flames opmerkt, al een revolutie op zichzelf kan zijn.