Ik kan je echt aanraden om een keer de parkeergarage naast Eye te bezoeken. Bij binnenkomst hangt er een bordje met ‘Welcome to the Pleasuredome’. De muren van de garage zelf zijn volledig bedekt met lelijke jaren ’90-graffiti van andere pretentieuze onzinteksten: ‘We wanna be loaded’, ‘Salt and pepper mix’ en ‘Ome Arie’. Zodra je de deur opendoet, stap je in een mysterieuze soundscape die door de hele hal klinkt.
Paul Auster virtual reality: welcome to the jungle
Rutger Lemm bezocht het nieuwe virtual reality programma van Eye: Xtended. Het eerste werk van Xtended, My Name is Peter Stillman, is een VR-ervaring geïnspireerd op Paul Austers debuutroman. Een verslag van Rutgers tocht langs verschillende realiteiten – van de alledaagse parkeergarage tot het doel van zijn queeste, de virtual-realitywereld.
Door Rutger Lemm03 april 2018
Ik stel me zo voor dat een of ander kunstenaarscollectief een flinke som geld heeft ontvangen om in deze parkeergarage ‘het stadsgevoel tot leven te brengen’. Van deze lelijkheid heeft iemand een vakantie kunnen betalen, denk ik terwijl ik de uitgang zoek. Misschien zelfs een hypotheek. Maar gek genoeg is de garage zó overtuigd mislukt, dat het een ervaring op zich wordt, en daardoor een perfect absurde en verwarrende inleiding voor mijn werkelijke doel: de VR-installatie “My Name Is Peter Stillman” van 59 Productions in Eye, gebaseerd op The New York Trilogy, de debuutroman van Paul Auster.
Auster is een meester in het beschrijven van het stadsleven. Als vroege twintiger was ik groot fan van zijn romans Oracle Night en The Brooklyn Follies. “I was looking for a quiet place to die,” zo begint de laatste. “Someone recommended Brooklyn. So the next morning I traveled down there to scope out the terrain.” Misschien kon ik me destijds zo in Austers werk inleven omdat ik toen ook voor het eerst op mezelf in de stad woonde, en een eigen buurt had om te verkennen. Auster kan als geen ander de rijkdom van alledaagse personages als serveersters, kappers en winkeliers beschrijven, waardoor het voelt alsof je met hem door Brooklyn wandelt.
Terwijl ik wacht op mijn beurt bij de VR-installatie, kijk ik met koptelefoon op naar een compilatie van scènes waarin allerlei van dit soort stadse figuren voorkomen. Scènes uit onder andere Smoke en de sequel Blue in the Face, de door Paul Auster geschreven en mede-geregisseerde films uit 1995. Harvey Keitel speelt hierin Auggie, de eigenaar van een tabakswinkel in Brooklyn waar allerlei buurtverhalen samenkomen. Met name de lange geïmproviseerde scène waarin Dot (Roseanne Barr) kettingrokend haar frustraties bij Auggie komt uiten en ze elkaar uiteindelijk hitsig doch onhandig zoenen, is geweldig.
Het wordt mijn eerste VR-ervaring, dus ik ben een beetje zenuwachtig. Ik vind het een eng idee om met al mijn zintuigen een wereld in te stappen – in het dagelijks leven kan een parkeergarage me al hevig in verwarring brengen. Als ik een film kijk of een boek lees, kan ik hier zo in opgaan dat ik een paar uur nodig heb om weer in mijn eigen realiteit te landen, of er nog wekenlang over droom. In de virtual reality kan ik misschien wel helemaal geen onderscheid meer maken. Een vriend van me zei na het kijken van VR-porno: “Ik doe het nooit meer. Het is té chill. Te heftig. Je wilt nooit iets anders meer.”
Ik neem plaats aan een tafel met een typemachine, een volle asbak en een telefoon, en krijg de Oculus Rift-bril opgezet. Zodra de installatie start, zit ik voor dezelfde tafel, maar nu kan ik ook om me heen kijken en de rest van de fictionele ruimte zien. Ik bevind me in een typisch film noir-appartement: schemerig, grauw, romantisch. Goed, er ligt een soort kinderpop bij de badkamerdeur, maar voor de rest is het helemaal niet eng. Het voelt eigenlijk precies als een van de vele RPG’s (Role Playing Games) die ik in mijn leven gespeeld heb. Ik heb zin om op te staan en door de kamer te lopen.
“It was a wrong number that started it. The telephone ringing three times in the dead of night.” Weer zo’n goede Auster-openingszin uit City of Glass, deel één van The New York Trilogy. Een letterlijke “role playing game”, want in het verhaal gaan de rollen van hoofdpersonage Daniel Quinn, schrijver/detective Paul Auster en cliënt Peter Stillman steeds meer door elkaar lopen. De telefoon voor me rinkelt nu ook. Het is Stillman, ik zie zijn gezicht voor me terwijl hij praat. Hij is in de war, vertelt hij, hij is niet goed met taal. Hij gebruikt zijn witte gezicht om zijn verhaal te illustreren, waardoor hij constant van persona en bui verandert, onvoorspelbaar als The Joker.
Dan besef ik dat ik wel degelijk kan deelnemen aan het verhaal: als ik mijn hoofd beweeg, beweegt dat van Stillman ook. Ben ik zelf Stillman? Kijk ik eigenlijk naar mijn eigen reflectie in het raam voor me? Eventjes is de stadse gekte van Austers verhaal tastbaar.
Als ik de VR-bril af doe, ruik ik sigaretten. “Ja,” zegt het meisje dat assisteert bij de installatie, “er zitten echte peuken in die asbak. Maar mensen ruiken dat pas na afloop, heel gek.” Ik wil meer. Als VR onze ervaring van de realiteit zo kan versterken, is het helemaal niet eng, maar juist een krachtige kunstvorm.
‘Welcome to the Jungle’, lees ik als ik uit de parkeergarage rijd. Paul Auster zit naast me en schudt meewarig zijn hoofd.