Skip to content

Regisseur Ulrich Seidl toont ons op tragikomische wijze hoe de mens zich boven het dier plaatst

Grote mensen die wilde dieren doden in de savanne net zo normaal vinden als een jaarlijks skitripje. In hun tropenuniform vertellen ze over de rituelen voor een schot en de ontlading bij een gevonden kadaver. Niets is te gek in Safari, de wrange vakantiefilm van Oostenrijker Ulrich Seidl. Omdat hij zonder commentaar dit dierenleed voorschotelt, wekt de film boosheid op. Toch moet je lachen. Hoe kan dat?

Door Richard Jongeneelen07 oktober 2017

still uit Safari (Ulrich Seidl, 2006)
still uit Safari (Ulrich Seidl, 2006)

Banale superioriteit

Een man leunt trots op de rug van een dode buffel en poseert lachend met zijn geweer voor de foto. Met dit soort taferelen onderzoekt Seidl in Safari waarom de mens zichzelf graag als superieur ziet. We mogen stiekem meekijken over de schouder van Duitse en Oostenrijkse trofeejagers, die in Zuid-Afrikaanse wildparken hun zinnen verzetten door uitbundig op dieren te knallen. Een gepensioneerd koppel smeert elkaars rug in met zonnecrème, vlak voordat ze lekker een dagje uit jagen gaan. Nog even nemen ze samen knus de prijzenlijst door, om te bepalen waar hun vizier op te richten. Een gnoe koop je als jachttrofee al voor 615 euro. De waterbuffel gaat voor 1400 euro de deur uit. Het gaat hier om levende wezens, maar het voelt alsof ze in de Ikea-gids zoeken naar een nieuwe bank.

De pensionado zit de hele dag in zijn jagershut te hopen op sensatie, maar het wild blijft uit. Even futloos als hij thuis op de bank naar de tv staart, tuurt hij door de opening van de hut naar het stille, tropische landschap. Hij drinkt een blik bier en dut soms even in. Met een wapperend roddelblad als slaapmasker ligt zijn vrouw bij hun luxe resort rood te bakken. Alsof dit koppel eens per jaar uit verveling hun Oostenrijkse flat verlaat voor een verzetje in de Afrikaanse savanne. Geen bingo, maar dieren doden in Namibië. Zo toont Seidl ons iets dat in de kern gewelddadig is, maar de vorm aanneemt van een banale, dagelijkse routine. Deze discrepantie roept al gauw een tragisch mensbeeld op.

Diepgewortelde onzekerheid

Door te spelen met hedendaagse fenomenen triggert Seidl herkenning bij de toeschouwer. Zo verwijst hij indirect naar de hedendaagse selfiecultuur. Als een kadaver (‘stuk’) is gevonden volgt eerst de jagersgroet (‘Hunters heil!’) om de goede afloop te vieren. Daar hoort een kiekje bij. Een onzeker tienermeisje wil er op een vakantiefoto vooral mooi, maar wel spontaan uitzien. Onzekere volwassen jagers willen graag sterke overwinnaars lijken. Ieder stukje gras dat hun trofee ontsiert moet weg. Op het beest dat zij de baas kunnen moet geleund worden. Als een groene smoothie bij tieners moet aantonen dat ze naast feesten ook heus wel gezond leven, lijken deze jagers met hun kadavers te willen voorkomen dat ze als zwakke mietjes worden gezien.

Met deze beelden van ‘sterke’ mannen die op dode dieren leunen toont Seidl ons vooral een diepgewortelde onzekerheid. Alsof ze dieren moeten ombrengen om zelf te voelen dat ze leven. ‘Goed gevochten,’ zegt een jager als hij teder met zijn hand over de rug van een dode buffel strijkt. Van dichtbij zou hij nooit de confrontatie met het dier zijn aangegaan, stiekem vanop veilige afstand in de bosjes wel. Mogelijk lijden de jagers thuis onder de autoriteit van hun werkgever en fantaseren ze over hun chef terwijl ze een giraf doden. Het dier wordt slachtoffer van de angsten van de mens. Safari toont ons het Afrikaanse wildpark als kermis waar volwassenen hun complexen aan flarden schieten.

Still uit Safari (2006, Ulrich Seidl)
Still uit Safari (2006, Ulrich Seidl)

‘Een zebra zou mij werkelijk interesseren,’ vertelt de zoon van het jagersgezin aan zijn vader. ‘Ik heb überhaupt geen problemen met een leeuw,’ vertrouwt de vader zijn vrouw toe. ‘Wat ik fijn zou vinden is als jij een gnoe schiet,’ drukt de moeder haar dochterlief op het hart. Ze praten even ontspannen als mensen die elkaar naar hun werkdag vragen. Precies die discrepantie tussen vorm en inhoud doet je lachen.

Het effect van zwarte humor in Seidl’s film is ontregeling. Hij bereikt dit door zaken om te draaien. Iedereen heeft wel een beeld van een ‘exotische’ vakantie, dus speelt hij met de inhoud ervan. Reizen associeer je met uitrusten en cultuur snuiven, niet met dieren doden. In de vorm kunnen we meegaan, maar bij de inhoud stellen we ons vragen. Dat zorgt voor reflectie.

Verschillende vormen van machtsmisbruik

De jagers weten wat ze moeten zeggen. Dat ze respect hebben voor de lokale bevolking en hen als gelijken beschouwen. Zolang ze hen dik betalen voor het vuile werk zijn ze veilig. De huid van dode giraffen en zebra’s afstropen gaat hen net te ver. Dat stond niet in de reisbrochure bij vertrek. Het zebravel gaat mee als souvenir, maar zijn vlees is voor de dorpelingen. Onder het mom van ‘Ze worden er toch beter van?’ proberen de Duitsers hun hobby te rechtvaardigen. Hierin schuilt de menselijke hypocrisie: hoe we gedrag vaak goedpraten voor onszelf terwijl we ergens dondersgoed weten dat het niet deugt.

Al sinds zijn ontregelende documentaire Animal Love (1995) sijpelt de verhouding tussen mens en dier in de films van Ulrich Seidl door. In dit controversiële verzamelportret toont hij ons alle vormen die de menselijke affectie voor dieren kan aannemen en hoe dat soms flink uit de klauwen loopt. Het gaat in essentie over wat de titel zegt, maar dan vooral de absurde, verstikkende gevolgen ervan. Zo leest een rijke nymfomane sensueel liefdesbrieven voor aan haar husky bij de open haard.

‘Nee, ik wil je niet weggeven. Je bent nu van mij en ik wil je hier hebben. Jij bent mijn jongetje,’ zegt een vrouw in de film als ze haar hond zo knuffelt en vastklemt dat die onmogelijk uit haar greep weg kan. We lachen omdat ze de hond als een kind behandelt, maar voelen tegelijk de pijn en haar gevecht tegen de eenzaamheid. De hond moet leegtes opvullen. ‘Neem je tijd. Hij heeft ons niet gezien. Je hebt alle tijd,’ fluistert een jager in Safari zijn collega toe, vlak voor die zal schieten. Terwijl het machtsmisbruik en de negatieve gevolgen daarvan in Animal Love zich vooral op een onbewust niveau afspelen, lijken de jagers in Safari alles heel bewust en beredeneerd uit te voeren.

Seidl ontmaskert onze eigen dierlijke verlangens

Steevast werkt Ulrich Seidl met taboes die menselijke behoeftes blootleggen. In Animal Love is dat de seksuele relatie met dieren, vanuit een gemis aan menselijke affectie. Maar de mens maakt in beide films wel misbruik van de kwetsbare aard van het dier. Een hond kan niet roepen dat hij geen tongzoen wil. Een giraf is te groot om zich te verstoppen voor een geweerschot. De behoeftes en gevoelens van het dier moeten in beide films wijken voor de mens.

Je kijkt in beide films naar mensen die iets uit te vechten hebben met zichzelf, maar niet in de spiegel durven te kijken. Terwijl de jagers diep vanbinnen weten dat ze uitsluitend hun eigen duistere behoeftes bevredigen, doen ze er alles aan om dit te verbloemen. Voor hun eigen gemoedsrust buigen ze het om naar een positief verhaal. Zo verkondigen ze dat de jacht de lokale bevolking geld oplevert en dat de oude dieren uit hun lijden worden verlost. De baasjes in Animal Love geloven erin dat hun dieren liefde, maar vooral ook sturing nodig hebben. Hun vrijheid doet er verder niet zo toe. Door te tonen hoe mensen dieren overheersen, ontmaskert Ulrich Seidl onze eigen dierlijke verlangens. Het wezen dat we zien in de spiegel die hij voorhoudt doet ons uit ongemak lachen, omdat het totaal niet strookt met het beschaafde beeld dat we van onszelf koesteren.

Safari is momenteel te zien in de bioscoop.

Tags

Exposed