In Lars von Triers film Nymphomaniac (2013) spreekt nymfomane Joe (Charlotte Gainsbourg) tijdens een groepssessie het neurotische groepje seksverslaafden waarmee ze zich wekelijks onder dwang in een louche gymzaal verzamelt toe: ‘I’m not like you. All you want is to be filled up and whether it’s by a man or by tons of disgusting slop makes no difference.’ Ze verwerpt de pathologische aanduiding ‘sex addict’ en noemt zichzelf een nymfomane, een obscene staat van zijn, een aangeboren afwijking in plaats van aangeleerd gedrag dat gesust en weg gepraat kan worden. Vervolgens richt ze zich tot de therapeute: ‘And I’m definitely not like you. That empathy you claim is a lie because all you are is society’s morality police, whose duty is to erase my obscenity from the surface of the earth, so that the bourgeoisie won’t feel sick.’ Hierna vervolgt ze gedurende de rest van het verhaal haar obsceniteiten in een hogere versnelling en weet ze er zelfs een onverwacht slaatje uit te slaan als misdadige deurwaarder door haar kennis over seks, schaamte en mannen in te zetten.
Von Triers nieuwe hellevaart
The House That Jack Built vertelt een vergelijkbaar verhaal als Nymphomaniac. Rijk Kistemaker vergelijkt de films en vraagt zich af wat de nieuwe film van beroepsprovocateur Lars von Trier te zeggen heeft.
Door Rijk Kistemaker24 januari 2019
Misschien fungeert Joe hier als een spreekbuis voor Von Trier. Hij werd zelf immers tot persona non grata van Cannes gebombardeerd nadat hij tijdens het filmfestival onsmakelijke en kinderachtige grapjes maakte over zijn sympathie voor Hitler. Nu zijn eerder slechts cinematische trolling de grote stap had gemaakt naar de werkelijkheid, werden zijn obsceniteiten verworpen en werd hij niet alleen gestraft door de zogenaamde ‘morality police,’ maar ook door de daadwerkelijke politie: het leek er even op dat hij in de gevangenis zou verdwijnen als gevolg van zijn uitspraken. Zijn nieuwe film The House That Jack Built (2018) vormt zijn schalkse terugkeer naar Cannes en werd beloond met een publiek dat vol walging de zaal uit rende. Wat hij de kijker hier serveert is een smorgasbord van verschrikkingen dat verdacht veel op Nymphomaniac lijkt. We volgen gefaalde architect en geslaagde seriemoordenaar Jack (Matt Dillon) die aan een aanvankelijk ongeziene gesprekspartner Verge (Bruno Ganz) vrolijk vertelt over zijn vijf meest spectaculaire moorden. Op dezelfde manier deed Joe in Nymphomaniac ook een gortdroog relaas over haar seksuele verwikkelingen aan de oudere Seligman (Stellan Skarsgard) die haar banale verhalen van allerlei poëtische verluchting voorzag met zijn geklets over de reeks van Fibonacci, de polyfonieën van Bach en de Russische iconen van Rublev.
The House That Jack Built volgt een soortgelijke structuur. Nu bevraagt Verge echter constant de halfbakken verwijzingen naar William Blake en gotische architectuur waarmee Jack zijn flets en fantasieloos gefilmde misdaden probeert te ornamenteren. Daarmee straft Verge ook de kijker die wanhopig probeert iets van betekenis te ontlenen aan de moordpartijen van Jack. Jack zegt mannen en vrouwen te vermoorden, maar vertelt alleen over de vrouwen die hij vermoordt. Verge vraagt waarom. Het antwoord blijft ergens in het luchtledige hangen, maar misschien probeert Von Trier hier met de Franse slag te verwijzen naar toxic masculinity en de manosphere. Wie zal het zeggen. In Nymphomaniac probeert Seligman de seksualiteit van Joe te duiden door deze in te bedden in een herkenbaar, quasi-filosofisch maar uiteindelijk nogal oppervlakkig en vaag narratief en haar tegelijkertijd spectaculaire en banale verhalen zo behapbaar te maken. Jack probeert iets soortgelijks te doen met zijn eigen verhalen, maar de belabberd uitgedachte tierelantijnen waarmee hij deze voorziet wegen niet op tegen Verge die zijn verwoede retorische pogingen moord tot kunstvorm te verheffen genadeloos neersabelt. Wat overblijft is geweld zonder spanningsboog, lelijke drek die de kijker binnen gelepeld krijgt en die wel vult, maar niet voedt. Zoals Joe spreekt: ‘All you want is to be filled up and whether it’s by a man or tons of disgusting slop makes no difference.’
De verhalen die Jack vertelt, hangen slap aan elkaar van onwaarschijnlijkheid. De bewust naamloze vrouwelijke figuren die hij presenteert, lijken er bijna om te vragen door een seriemoordenaar te grazen genomen te worden. Het eerste slachtoffer, een plaagzieke Uma Thurman die van haar spaarzame dialoog snoept alsof ze er geen genoeg van kan krijgen, mijmert dat ze misschien niet bij hem in de auto had moeten stappen omdat hij er een beetje uitziet als een seriemoordenaar, maar besluit uiteindelijk dat hij een te grote ‘wimp’ is om haar iets aan te doen. Verge bevraagt het verhaal dat hij voorgeschoteld krijgt. Is dit echt gebeurd of probeert Jack hier iets goed te praten, net zoals hij doet met zijn dweperige overpeinzingen van moord als hogere kunstvorm? En waarom moet het publiek overtuigd worden van de artistieke waarde van zijn misdaden? Het is makkelijk om een boze vinger in de richting van Von Trier te wijzen. Waarom dient hij ons deze ‘disgusting slop’ op? Waarom daagt hij ons uit te giechelen als Jack een geamputeerde borst onder een ruitenwisser schuift? Waarom zit ik hier in godsnaam naar te kijken? Het is lastig om te ontwarren wiens schuld het is dat ik me tegelijkertijd een hoedje verveel en schaamtevol zit te kirren van plezier: de schuld van Von Trier, de schuld van het fictieve personage Jack dat deze doodsaaie, onheuse verhalen vertelt, of vooral mijn eigen schuld omdat mijn eigen bloeddorstigheid me weer naar de bioscoop heeft gelokt?
“het is een beetje alsof je een in elkaar gezakte pudding met benzine overgiet, in de fik steekt en door het raam van de buren naar binnen gooit”
Nymphomaniac gaat over een vrouw wiens ongebruikelijke en steeds benadrukte sociaal onwenselijke seksualiteit haar ertoe beweegt zichzelf te censureren en geen plezier meer te beleven, om vervolgens een manier te vinden, weliswaar in een (criminele) onderwereld, om haar explosieve seksualiteit in te zetten ten gunste van zichzelf. Het meest schokkende van deze film is dat de glunderende verwachting van opwinding en rode oortjes niet waargemaakt wordt, maar dat het verhaal van Joe een gevoelige verkenning lijkt van de gevolgen van de onderdrukking van afwijkende seksualiteit, een onderdrukking die mooi gespiegeld werd in de censuur waaraan de film uiteindelijk onderworpen worden.
Alle retorische feestslingers en opsmuk die Jack vol wanhoop over zijn misselijke daden drapeert, benadrukken slechts de vulgaire beroerdheid die hij probeert te verhullen. Tweeëneenhalf uur staren naar geweld zonder spanning en seks zonder opwinding is een uitstekende manier om te reflecteren op je eigen beweegredenen om een film te zien en de obscure verlangens die daarmee samenhangen. Von Trier lepelt de kijker een stomende berg ellende op die soms vermaakt, bijvoorbeeld in een virtuoze scene waarin Jack en Verge afdalen naar een hel die een soort kruising blijkt te zijn tussen een clip van Rammstein, een aquarel van William Blake, en de slow-motion scènes uit zijn eerdere film Antichrist (2009). Verder lijkt hij vooral geïnteresseerd te zijn in een innige vergadering met zijn eigen navelpluis en een halfslachtige verkenning van eikelige mannelijkheid die wordt gepresenteerd in eenzelfde stijl als Nymphomaniac, maar in tegenstelling tot die film niets te zeggen lijkt te hebben. Net als Jack die zijn zinloze geweld van betekenis probeert te voorzien, maar uiteindelijk met lege handen over blijft. De film besluiten met een dramatische afdaling naar de hel mag dan wel spectaculair zijn, maar het is een beetje alsof je een in elkaar gezakte pudding met benzine overgiet, in de fik steekt en door het raam van de buren naar binnen gooit. Het is een spektakel, maar uiteindelijk zit je met honger op de bank en ben je een belabberde kok.