Hartstochtelijke discussie
De vraag leidde begin jaren tien tot een discussie in Nederland – de 'bioscope-quaestie' – die de gemoederen danig in beweging zette. De voor- en nadelen van toezicht, censuur of verbod werden hartstochtelijk bepleit. Al snel was men het erover eens dat in ieder geval paal en perk moest worden gesteld aan de toegankelijkheid van films voor kinderen.
Net als in Duitsland werd in Nederland gekozen voor een lokale filmkeuring. Door een beroep te doen op artikel 188 konden burgemeesters films verbieden die als onzedelijk of een gevaar voor de openbare orde werden gekwalificeerd. De eindverantwoordelijkheid voor een verbod lag bij de burgemeester, maar hij kon zich laten adviseren door derden. Vaak waren het deze lokale bioscoopcommissies die daadwerkelijk het toezicht hielden en censuur oplegden. De eerste commissies werden in Rotterdam en Sittard ingesteld. Daarna volgden vele andere steden.