Skip to content

Turks fruit en het succes van de Nederlandse speelfilm

De Nederlandse cinema werd in de jaren zeventig beheerst door elkaar beconcurrerende producenten: Rob Houwer, Rob du Mée en Matthijs van Heijningen. Nadat in de jaren zestig was het streven om een auteurscinema op te zetten mislukt, namen zij het voortouw over en kozen voor een andere koers. Zo ontstond voor er - de eerst sinds de korte opleving van de jaren dertig - een heuse Nederlandse speelfilmindustrie, met een continue productie, een sterrencultus en een eigen publiek.

Affiche voor Blue movie (NL/DE, Wim Verstappen, 1971).

In de jaren zestig hadden Adriaan Ditvoorst, Nikolai van der Heyde, Erik Terpstra en het duo Pim de la Parra en Wim Verstappen weliswaar incidenteel een (internationaal) succes weten te behalen, maar de bezoekcijfers bleven minimaal. Het Nederlandse bioscooppubliek was dan ook geen publiek voor de auteurscinema, concludeerde Frank Schaafsma in 1975 in Skoop. Het publiek bestond eerder uit 'lezers van Story en de Panorama, dan van de Haagse Post en Vrij Nederland. Een ander publiek dan waarvoor Truffaut, of Chabroul, of Bergman hun films maken'.

Een gezonde dosis seks

Waar het publiek wel warm voor liep waren de zogeheten seksfilms. Vanaf het einde van de jaren zestig gingen seksfilms in toenemende mate de Nederlandse bioscopen beheersen. Aanvankelijk waren het nog tamelijk onschuldige films waarbij het - vrouwelijk - naakt voornamelijk werd ingezet als extra attractie. Maar dit veranderde snel. Er kwamen serieuze films over de bevrijde seksuele moraal naast steeds meer films waarin het expliciet om de seks ging. Soms in de vorm van quasi-wetenschappelijke voorlichtingsfilms zoals de Westduitser Oswald Kolle produceerde, andere keren in de vorm van pure exploitatie. De jaren zeventig bracht dan ook op grote schaal een nieuw soort bioscopen voort: de seksbioscoop waarin pornografische films mochten worden vertoond mits maar voor iedereen in de vitrine duidelijk was aangekondigd dat het om 'harde porno' ging.

Doorbraak

Pim de la Parra en Wim Verstappen waren de eersten die serieus deze ontwikkeling volgden. In 1969 verscheen hun film Obsessions. Hierin werd de seks expliciet geëxploiteerd. Het betekende hun grootste succes tot dan toe: bijna 200.000 bezoekers kwamen op de film af.

Obsessions
was de eerste uit een serie succesvolle Nederlandse 'seksfilms'. In 1971 verscheen de debuutfilm Wat zien ik? van Paul Verhoeven en tekenden Pim en Wim voor Blue Movie. Twee films die ieder op hun manier in het teken stonden van meer openhartige wijze waarop over seks gesproken werd en hoe het verbeeld kon worden. Beide films waren buitengemeen succesvol en trokken elk meer dan 2,3 miljoen bezoekers. Het betekende de doorbraak van de Nederlandse film in de bioscopen. Was tot dan toe het jaarlijks percentage bezoekers aan de Nederlandse film nooit hoger geweest dan een paar procent, in 1971 ging één op de zes bezoekers naar een film van vaderlandse bodem.

Het grote succes moest echter nog komen. Twee jaar na Wat zien ik? volgde dat met Turks fruit, de succesvolste Nederlandse film ooit met 3,3 miljoen bezoekers en een Oscarnominatie voor beste niet-Engelstalige film. Voor de tweede maal waren producent Rob Houwer, regisseur Paul Verhoeven en scenarioschrijver Gerard Soeteman verantwoordelijk voor een Nederlandse blockbuster.

Een groter publiek

Het Nederlandse publiek had de speelfilm van eigen bodem ontdekt en ging in groten getale naar de bioscopen. Rip-offs van Turks fruit als Frank & Eva en Het jaar van de kreeft (beide met Willeke van Ammelrooy in de hoofdrol), maar ook kluchten als Help, de dokter verzuipt of komische misdaadfilms als De inbreker en Naakt over de schutting. Het waren hoogtijdagen waarin de Nederlandse speelfilm op haar hoogtepunt een kwart van alle bioscoopbezoekers trok.

Filmsterren

Een teken van deze nieuw verworven status was het feit dat de Nederlandse film voor het eerst sinds lange tijd weer kon bogen op sterren. Van Ammelrooy en Van de Ven groeiden uit tot filmsterren – niet in het minst dankzij de aandacht die zijn kregen van journalist Henk van der Meijden die in zijn dagelijkse showbizzpagina in De Telegraaf veel plaats inruimde voor de Nederlandse film- en televisiesterren.

Vaak contractueel verplicht door de producenten die de free publicity voor hun films goed konden gebruiken. Zo organiseerde De Telegraaf een enquete rond de film Een vrouw als Eva waarbij lezers aan konden geven of ze hoofdrolspeelster Monique van de Ven geschikt vonden om de zware rol van een huisvrouw die in een lesbische relatie verstrikt raakt op een volwassen wijze te vertolken. Het behoeft geen uitleg dat de lezers er alle vertrouwen in hadden.

Niet alleen de acteurs werden bekende gezichten, ook regisseurs als Paul Verhoeven en de eerder genoemde producenten Houwer en Van Heijningen konden bogen op nationale bekendheid. Zij profileerden zich publiekelijk en gingen daarbij de polemiek met elkaar of anderen uit de Nederlandse filmwereld niet uit de weg. Net als Pim & Wim een decennium eerder wisten zij dat publiciteit - of die nu goed of slecht was - een positieve uitwerking had op de publieke belangstelling voor de film. Alleen kozen zij niet voor het op de eigen parochie gerichte huisblad Skoop als spreekbuis, maar voor een miljoenenpubliek dat ze bereikten met kranten als De Telegraaf of optredens in populaire televisieshows. Met Houwer, Van Heijningen en consorten werd de Nederlandse speelfilm volwassen.