Skip to content

Kleur in de vroege Nederlandse film

In de collectie van Eye bevindt zich een korte film gemaakt rond 1910 waarin twee vrouwen, een kind en een man tussen de bedden met bloembollen door lopen. De bloembedden zijn handmatig ingekleurd in gele en lichtpaarse tinten. De film heeft later als titel meegekregen Bloemenvelden Haarlem. Maar welke film is het?

Still uit Bloemenvelden Haarlem (1909, Willy Mullens).
Still uit Bloemenvelden Haarlem (1909, Willy Mullens).

Twee kandidaten

Uit bewaarde documentatie komen twee kandidaten naar voren. In het boekje 'Ons Bioscopisch bedrijf - voorheen en thans' (1911) schrijft Franz Anton Nöggerath jr. dat zijn productiemaatschappij Filmfabriek F.A. Nöggerath in 1908 een korte film in kleuren heeft gemaakt van de Haarlemse bloemenvelden.

Een jaar later, in 1909, maakte Alberts Frères de korte kunstfilm De legende over het ontstaan van de bloembollencultuur te Haarlem. Het is een film in twee delen: het eerste deel speelt zich af in de zeventiende eeuw, het tweede deel speelt zich af in het heden (1909) en laat een bezoekje aan de bloembollenvelden zien. Ook Alberts Frères meldt dat het tweede deel van de film gekleurd is.

Oudst bewaarde Nederlandse film in kleur

Van Bloemenvelden Haarlem werd lange tijd gedacht dat het de door Nöggerath geproduceerde film was, maar tegenwoordig gaan we er van uit dat het waarschijnlijk gaat het om het tweede deel van De legende van het ontstaan der bloembollencultuur te Haarlem.

Deze opname is de oudst bekende Nederlandse film in kleur die bewaard is gebleven.

Er zijn eerdere voorbeelden van kleuring in buitenlandse films: vanaf het allereerste begin van de film werd kleur toegevoegd.

Bloemenvelden Haarlem (1909), F.A. Nöggerath jr.

Inkleuring, tinting en toning

In de collectie van Eye zijn opnamen van ingekleurde danseresjes (Les Parisiennes; 1897) en van een treinrit door het noordelijke deel van Wales (Conway Castle - Panoramic View of Conway on the L. & N.W. Railway; 1898).
In beide gevallen is handmatig een kleur aangebracht op delen van de film.

Aan het begin van de twintigste eeuw zien we dat steeds vaker ingekleurde films worden vertoond. Ambulante vertoners als de gebroeders Mullens (Alberts Frères), Alex Benner en later ook Jean Desmet prijzen in hun advertenties de nieuwste ingekleurde films aan.

Still from Les Parisiennes (1897), director unknown.
Still van Les Parisiennes (1897), regisseur onbekend.
Still from Conway Castle - Panoramic View of Conway on the L. & N.W. Railway (1898), William Kennedy-Laurie Dickson.
Still van Conway Castle - Panoramic View of Conway on the L. & N.W. Railway (1898), William Kennedy-Laurie Dickson.

De kleuren van Pathé Frères

Het merendeel van deze films is afkomstig uit de ateliers van de Franse maatschappij Pathé Frères. De ingekleurde films van deze maatschappij waren het hoogtepunt van filmisch kunnen en Pathé domineerde de filmwereldmarkt.

Ook in Nederland nam Pathé Frères het voortouw bij het maken van ingekleurde films. In de winter van 1905-1906 had Pathé al een kantoor in Amsterdam geopend voor verkoop en distributie van films en rond 1910 werd dit filiaal ook gebruikt voor filmproductie: de Belgische regisseur Alfred Machin kwam naar Nederland en maakte in opdracht van Pathé de film Comment se fait le fromage de Hollande (1909).

Still van La poule aux oeufs d’or (1905), Pathé Frères.
Still van La poule aux oeufs d’or (1905), Pathé Frères.

De molens die juichen en weenen

Een aantal jaar later kwam Machin een tweede keer naar ons land. Nu om voor Pathé een aantal korte speelfilms te vervaardigen. Films waarin het Hollandse landschap en de couleur locale een belangrijke ingrediënt vormden en die vooral bestemd waren voor de buitenlandse markt.

Een van de mooiste en interessantste films die hij maakte was het korte drama De molens die juichen en weenen (1912). Een film over een zwerver die als wraak op een molenaar diens molen in de brand steekt. De film lijkt een staalkaart van wat er op dat moment mogelijk is op het gebied van kleur.

De molens die juichen en weenen (1912), Alfred Machin.

Stencilling

De film begint met een scène die door middel van stencilling is ingekleurd. Met een sjabloon kon een gedeelte van het filmbeeld relatief snel worden gekleurd. Door gebruik te maken van verschillende sjablonen konden binnen één filmbeeld verschillende kleuren worden weergegeven.

Tinting: verfbad

Later in de film zijn een aantal scènes met een egale kleur. Dit wordt bereikt door de film geheel in een kleurbad te dompelen (of de film te printen op filmstock die vooraf in een kleurbad was gedompeld). Door deze behandeling krijgt de gehele filmstrook - zowel het filmbeeld als de randen daarbuiten - een egale kleur. Het is een eenvoudig procedé dat in eerste decennia van de film erg populair was. Deze wijze van kleuring wordt aangeduid met tinting.

A scene that has been coloured by means of stencilling.
Een scène die door middel van stencilling is ingekleurd.
A scene that has been coloured by means of tinting.
Een scène die door middel van tinting is ingekleurd.

Toning: chemische reactie

Ook een derde kleurprocedé is te zien in De molens die juichen en weenen: toning. Bij toning worden de zilverdeeltjes in de filmemulsie met chemicalieën omgezet in een zilververbinding. Hierdoor krijgen de zwarte en grijze kleurvlakken binnen een filmbeeld - de delen waar zilver in zit - een andere kleur.

Een voorbeeld van toning: sepia

Een bekend voorbeeld is het omzetten van zilver naar zilversulfide door middel van een bad met natriumsulfide. Hierdoor krijgen de zwarte en grijze kleurvlakken een sepiatoning. Door gebruik te maken van andere verbindingen kunnen andere kleurtoningen verkregen worden.

Toning is te herkennen doordat - in tegenstelling tot bij tinting - alleen de zwarte en grijze vlakken een nieuwe kleur krijgen. De ‘witte’ of transparante vlakken, die geen zilver bevatten, blijven ongekleurd. De randen van de drager blijven eveneens ongekleurd, omdat die geen zilver bevatten.

A scene that has been coloured by means of toning.
Een scène die door middel van toning is ingekleurd.
A scene that has been coloured by means of both tinting and toning.
Een scène die door middel van zowel tinting als toning is ingekleurd.

Fantasia of Color in Early Cinema

In 2015 verscheen het boek Fantasia of Color in Early Cinema, een glorieuze bloemlezing van kleuring in de vroege film, aan de hand van een ruime greep uit de collectie van Eye.

Attractie of realisme

In 1995 werd er in het toenmalige Filmmuseum een conferentie georganiseerd over kleur in de vroege film. De belangrijkste vraag die werd gesteld was of er een duidelijke bedoeling te zien was bij het gebruik van kleur; met name bij tinting of toning.

Was er sprake van een code waarbij een bepaalde kleur stond voor een emotie (bijvoorbeeld rood voor gevaar), of een plaats- of tijdsbepaling (geel voor overdag en buitenshuis; blauw voor nacht en buitenshuis)? Of was er veel meer sprake van een attractionele waarde waarbij kleur vooral werd gebruikt om het plezier van het kijken te vergroten?

Still uit De molens die juichen en weenen (1912, Alfred Machin).
Still uit De molens die juichen en weenen (1912, Alfred Machin).

Geen eenduidig oordeel

Na drie dagen kijken en discussiëren kwam men tot de slotsom dat er geen eenduidig oordeel was te vellen. Kleuring werd vaak gebruikt om narratieve structuren te ondersteunen of de natuurgetrouwheid te benadrukken, maar zeker niet in alle gevallen.

Rode vuurzee

Zo lijkt het logisch om een film over een grote brand (De Petroleumbrand te Vlissingen: een overzicht van de ruïne; Pathé Frères, 1917 [?]) rood te kleuren in verband met de aard van het onderwerp. Maar bij het bekijken van de film valt de narratieve betekenis die de rode tinting heeft volkomen in het niet bij de visuele impact. Het is niet het nieuwsonderwerp dat de kijker bijblijft, maar de sensatie van het felrood gekleurde filmbeeld.

Ook bij de eerder genoemde film De molens die juichen en weenen is er duidelijk sprake van attractioneel kleurgebruik. Zeker bij de apotheose van de film: het afbranden van de molen. Maar in het eerste deel van de film is het kleurgebruik meer gericht op een de natuurlijke weergave en op de versterking van de narratieve structuur.

De petroleumbrand te Vlissingen: een overzicht van de ruïne (1917), regisseur onbekend.

Routinematige tinting

In de vroege Nederlandse film wordt tinting met grote regelmaat toegepast, maar het visuele spektakel van de Petroleumbrand te Vlissingen en de slotscène uit De molens die juichen en weenen is zeldzaam in de Nederlandse film. Over het algemeen is het gebruik van tinting min of meer routinematig; het wordt toegepast als een vanzelfsprekendheid en niet om extra accenten te zetten.

Wat niet wegneemt dat tinting in combinatie met toning af en toe van een verbluffende schoonheid is, getuigende de beelden van Holland in ijs (Willy Mullens; 1917) of de stedenfilm Arnhem en omstreken (Willy Mullens; 1919).

Bij films als Het vervloekte geld (Alfred Machin; 1912) en Alexandra (Theo Frenkel sr; 1922) zien we dat kleur vooral wordt gebruikt om de dramatiek van het verhaal te verduidelijken of te versterken.

Holland in ijs (1917), Willy Mullens.
Arnhem en omstreken (1919), Willy Mullens.

Het vervloekte geld - kleur voor drama

Het vervloekte geld is een kort vissersdrama. De eerste scènes – de introductie van de hoofdpersonen en het begin van de intrige – zijn getint in een neutrale sepiakleur. Pas als de vissersboot uitvaart op volle zee worden de buitenscènes blauw getint. De brand – waarbij een van de vissers om het leven komt – is rood getint. Daarna zijn alle scènes – de afwikkeling van het verraad – zwart-wit.

Het gebruik van tinting is hier gebruikt om de plaatsbepaling aan te duiden (blauwe tinting op zee) maar ook om de dramatiek van de scheepsbrand (rode tinting) te versterken.

Het vervloekte geld (1912), Alfred Machin.

Alexandra - natuurgetrouw sepia

Alexandra is een lang melodrama over een vrouw die haar echtgenoot ontvlucht. Op haar reis komt ze een wanhopige miljonair tegen die zelfmoord wil plegen. Zij overtuigt hem dit niet te doen en ze worden verliefd op elkaar. Haar gezondheid is echter broos; voor zij sterft laat zij de miljonair beloven met een jonge vrouw – zijn beschermelinge – te trouwen.

Bijna de gehele film is getint in sepia en lichtblauw, kleuren die de natuurgetrouwheid accentueren. Dit wordt nog extra aangezet in scènes die paars (voor een exotisch interieur in Noord-Afrika) en roze (voor een boudoir) zijn gekleurd. Slechts in enkele gevallen wordt hiervan afgeweken: een dramatische scène waarin de echtgenoot van de vrouw probeert haar slaapkamer binnen te dringen is roodgekleurd en de intieme scènes in de Alpen waarin de miljonair en Alexandra over hun verleden praten zijn donkerblauw getint. Door deze kleine afwijkingen van het natuurgetrouwe kleurspectrum, worden de dramatiek en betekenis van deze scènes extra benadrukt.

Alexandra (1922), Theo Frenkel sr.

Natuurgetrouw

In het buitenland werkte met name Pathé verder aan een kleursysteem - Pathécolor - waarbij gebruik werd gemaakt van stencilling en/of handkleuring. Het was een methode die al bekend was in de prentbriefkaart- en behangindustrie waarbij door het gebruik van verschillende sjablonen - voor iedere kleur één - een verbluffend kleureffect kon worden bereikt.

Een voorbeeld van deze wijze van kleuring is het eerste deel uit de film Hollandse tulpen en klompen. Het gaat bij deze film om compilatie die bestaat uit twee korte opnamen. Het tweede fragment is zwart-wit en toont kinderen op het eiland Marken, het eerste deel gaat over de Hollandse bloembollenvelden. Dit eerste deel is in kleur en vrijwel zeker gemaakt door Pathé Frères - waarschijnlijk door haar Nederlandse filiaal Kinematograaf Pathé Frères.

Hollandse tulpen en klompen (1920), regisseur onbekend.

Deze wijze van kleuring, stencilling, is in Nederland uniek. Nederlandse filmfabrieken beperkten zich tot tinten en tonen; de paar opnamen die in Nederland zijn gemaakt en die door stencilling zijn ingekleurd zijn alle van buitenlandse (waarschijnlijk Franse) makelij. Zoals de film Dutch Types van de Franse maatschappij Gaumont en de film Pretty Dutch Town.

Net als in Hollandse tulpen en klompen hebben ook deze twee korte opnamen het typisch Nederlandse landschap en de Nederlandse klederdracht en stedenpracht als onderwerp.

Still from Dutch types (1915), Gaumont.
Still van Dutch types (1915), Gaumont.
Still from Hollandse kinderen (Bits & Pieces no. 54); (1915), Pathé Frères.
Still van Hollandse kinderen (Bits & Pieces no. 54); (1915), Pathé Frères.
Still from A Pretty Dutch Town (1910), director unknown.
Still van A Pretty Dutch Town (1910), regisseur onbekend.