Skip to content

Moderniteit

In de negentiende eeuw werd de ene uitvinding na de andere gedaan: fotografie, de telegraaf, de telefoon. De vindingen waren bij iedereen bekend, maar voor de meeste mensen geen zaken voor dagelijks gebruik. Fotografie werd misschien wel het snelst in brede kring gebruikt, daarna het telegram en de telefoon. De eerste algemene radiouitzendingen lieten in Nederland echter op zich wachten tot na de Eerste Wereldoorlog.

Filmstill uit N.V. Philips gloeilampenfabrieken (NL, Otto van Neijenhoff, Willy Mullens, 1919)

Zichtbare veranderingen

Toch werden mensen steeds vaker geconfronteerd met technologische vooruitgang. Eén van de zichtbaarste veranderingen was de aanleg van een nieuwe infrastructuur. Vanaf 1839 werd in Nederland aan een spoorwegennet gewerkt, vanaf ongeveer 1880 gevolgd door de eerste stoomtramlijnen op het platteland.

In steden werden straten en pleinen voorzien van gaslicht. Toen begin twintigste eeuw de eerste auto’s begonnen te rijden, werden de wegen stukje bij beetje geasfalteerd.

Sommige nieuwigheden leken vooral een bron van spektakel. Dat gold letterlijk voor de cinema in de eerste jaren, maar bijvoorbeeld ook voor de pas ontdekte röntgenstraling. Pas later werd bekend hoeveel schade de stralen toebrachten aan blootgesteld weefsel.

Vanwege de groeiende welvaart kwam de nieuwe technologie ook langzaam de huiskamers binnen. Hoe meer huizen werden aangesloten op stroom en stadsgas (gemaakt van steenkool in de stedelijke gasfabrieken), des te meer nieuwe apparaten werden gebruikt, waaronder boilers voor warm stromend water.

In deze merkbaar veranderde maatschappij werd de technologische vooruitgang en daarbij horende (elitaire) manier van leven algemeen verheerlijkt. Toch kwamen ook allerlei bewegingen op die het voortschrijden der technologie zagen als de bron van alle kwaad.

Moderniteit in de vroege film: voor- en tegenstanders

Beide visies op de technologische vooruitgang zijn in alle genres van de vroege film ruim vertegenwoordigd. Zo werd de moderne levensstijl in speelfilms niet alleen met een waas van glamour omhuld, maar ook afgeschilderd als een oorzaak van grotestadsproblematiek en moreel verval.

Minstens zo illustratief, maar concreter waren de overheids- en propagandafilms uit dezelfde periode. Deze probeerden mensen ertoe te bewegen electriciteit aan te sluiten, te koken op gas, zich aan de verkeersregels te houden of hun post per vliegtuig naar Nederlands-Indië te sturen.

Bedrijfsfilms gingen voornamelijk over mechanische processen, massaproductie en de autoriteit van de wetenschap – vaak gepersonifieerd door een bebrilde laborant in witte jas.

Tegenhangers van deze producties waren de folkloristische films die verdwijnende plattelandsgebruiken vastlegden. Vaak werden de taferelen min of meer in scène gezet, omdat ook rurale gemeenschappen met de vooruitgang in aanraking kwamen en zich niet meer massaal in klederdracht hulden.

Ironisch genoeg was film een van de oorzaken van het verdwijnen van de klederdracht: wie de aantrekkelijke, kosmopolitische diva Asta Nielsen eenmaal had gezien wilde nooit meer leuk op klompen.