Skip to content

Vereeniging Nederlandsch Fabrikaat: bedrijfsfilms op maat

Toen de Vereeniging Nederlandsch Fabrikaat (VNF) in 1925 een eigen filmafdeling oprichtte voor de productie van bedrijfsfilms, wees niets erop dat dit een succes zou worden. In Nederland waren eerdere pogingen in deze richting steevast op een mislukking uitgelopen: het beruchtste debacle was de oprichting in 1920 van de NV Commercieele en Industrieele Film door Willy Mullens en oud-minister M. Treub. Het bedrijfsleven stond te popelen om toegang te krijgen tot het belangrijkste propagandamiddel van die tijd en het was bereid om flinke financiële investeringen te doen. Maar alle welwillendheid ten spijt, Nederland leek geen voedingsbodem voor een bloeiende industrie van bedrijfsfilms. De financiering en productie waren het probleem niet, de moeilijkheid was de films vertoond te krijgen. Het doorsnee bioscooppubliek was nu eenmaal niet geïnteresseerd in films over de productie van stearinekaarsen of sigaren.

Floreren met beperkte middelen

Het relatief kleine en armlastige clubje vrijwilligers waaruit de VNF bestond, slaagde erin binnen een paar jaar een bloeiende filmafdeling op te zetten op basis van de eigen filmcollectie. De verzameling bevatte oude bedrijfsfilms van Willy Mullens, aangevuld met nieuw geproduceerde films. Deze nieuwe films werden zonder uitzondering geproduceerd door Otto van Neijenhoffs maatschappij IWA. Tot groot ongenoegen van concurrerende maatschappijen en de Nederlandse Bioscoopbond (NBB) had hij het alleenrecht op de opdrachtfilms van de VNF.

De collectie groeide gestaag en bestond in 1927 al uit zeventig films. Om deze te vertonen organiseerde de VNF speciale voorstellingen door het hele land. In 1930 bevatte het archief een respectabel aantal van 241 films.

Het geheim van het succes

De VNF dankte het succes van haar filmvoorstellingen aan de infrastructuur die zij in de loop der jaren had opgebouwd. Bij het organiseren van lezingen (met dia’s), tentoonstellingen en winkelweken had de Vereeniging goede contacten gelegd met Kamers van Koophandels en beursgebouwen. Van dit netwerk werd handig gebruikgemaakt bij het opzetten van het eigen vertoningscircuit. Daarnaast gebruikte de VNF haar maandelijkse tijdschrift om leden te bereiken. Zij vormden het vaste publiek.

Tanende belangstelling

Rond 1932 nam de belangstelling voor VNF-voorstellingen af. Om het tij te keren organiseerde de Vereeniging een serie openluchtvoorstellingen door heel Nederland. Reclameman en filmmaker M. Beets was speciaal aangesteld voor deze tournee, die 18 april 1932 in Sneek begon en 11 oktober in Boskoop eindigde. De filmrondreis was een doorslaand succes. Op verzoek van vele middenstanders koppelde de VNF er een winterrondreis aanvast. In totaal verzorgde de VNF 244 filmavonden die samen 89.000 bezoekers trokken.

Het onvermijdelijke einde

De tournee bleek uiteindelijk slechts uitstel van executie. Ondanks het succes van de openluchtvoorstellingen, bleef de belangstelling voor reguliere filmavonden afnemen. Conflicten met de NBB en een incident rond de subsidiëring van een overheidscampagne markeerden het begin van het einde van de VNF. Het koppige conservatisme van het bestuur deed de rest. Zo bleef de VNF te lang vasthouden aan de brandbare 35mm-nitraatfilm, terwijl het onbrandbare 16mm-materiaal de filmwereld geleidelijk had overgenomen. Nieuwe avant-gardistische ideeën over bedrijfs- en reclamefilms deden opgang en moderne reclamemensen namen inzichten uit de massapsychologie over. Deze ontwikkelingen werden te laat en nooit ten volle door de VNF begrepen en betekenden het einde van het korte, maar vruchtbare bestaan van haar filmafdeling.