De eerste stedenfilm
In 1915 kreeg Willy Mullens van de Vereeniging Vreemdelingenverkeer de opdracht een toeristische film te maken over Den Haag en Scheveningen. De film, zijn eerste stedenfilm, kreeg de titel Mooi Holland en werd nog hetzelfde jaar uitgebracht.
In 1918 volgde een nieuwe stedenfilm, ditmaal in opdracht van de gemeente Arnhem. Vanaf dat moment pakte Mullens de zaken systematischer aan. Om financiële steun te krijgen voor zijn stedenfilms schreef hij een groot aantal gemeenten aan. 'Het in filmbeeld brengen van Uwe Gemeente en omstreken geeft populariteit en kennis aan den Nederlander omtrent Uwe Gemeente en bevordert het verkeer van den vreemdeling naar Uwe Gemeente', zo luidde de tekst.
Mullens' opnamen werden onder supervisie van de gemeenten gemaakt, zodat een zo wenselijk mogelijk beeld van de steden werd gecreëerd. Mullens zelf of een van zijn assistenten deden het camerawerk voor deze films, waarvan elke gemeente een kopie ontving. De distributie van de films kwam uiteindelijk in handen van HAP.
Mullens legde de gemeenten een prijslijst voor:
• gemeenten met minder dan 10.000 inwoners: fl. 100,- (150 meter film)
• gemeenten met 10.000 tot 30.000 inwoners: fl. 200,- (220 meter film)
• gemeenten met 30.000 tot 60.000 inwoners: fl. 300,- (330 meter film)
• gemeenten met meer dan 60.000 inwoners: fl. 350,- (380 meter film)
Gemeenten konden een extra kopie van de film kopen voor fl. 0,85 per meter.
Volgens Mullens’ plan zouden de films worden opgenomen in een filmarchief dat opnamen bevatte van alle gemeenten en belangrijke gebeurtenissen. Samen moesten deze films een soort filmencyclopedie vormen.