Skip to content

Matthijs van Heijningen

Matthijs van Heijningen is zonder meer één van Nederlands invloedrijkste en succesvolste speelfilmproducenten. Hij maakte grote publieksfilms als Van de koele meren des doods, Een vlucht regenwulpen, De lift, Ciske de rat, Op hoop van zegen en films als De stilte rond Christine M. en 1000 Rosen, die beide het Gouden Kalf voor beste Nederlandse speelfilm in de wacht sleepten.

Van Heijningen is een veelzijdig man. Enerzijds heeft hij het imago van keiharde filmproducent die op alles en iedereen wil bezuinigen, anderzijds bouwde hij de reputatie op jong talent kansen te bieden. Dan weer produceert Van Heijningen grote publiekshits, dan weer kleinere artistieke films.

Matthijs van Heijningen, filmstill uit Op de fiets naar Hollywood (NL, Robbe De Hert, Willem Thijssen, 1993).

Prototypische producent

Van Matthijs van Heijningen bestaat het beeld dat hij maar al te graag de rol speelt van prototypische producent, met sigaar, dure auto, imposant huis en alles wat erbij komt kijken. Dit beeld werd niet alleen door de media gecreëerd. Zoals Van Heijningen zelf ooit aangaf is het door hemzelf de wereld ingebracht als een soort grap. Het is een masker dat hij opzet, niet zozeer geïnspireerd door filmproducent Irving Thalberg, zoals in veel media wordt gesteld, maar door Alfred Hitchcock,
aldus Van Heijningen.

Kansgever

Van Heijningen ziet zichzelf ook als een producent die jong talent kansen biedt en aan wie menig regisseur trouw is gebleven. Hij bood gezichtsbepalende Nederlandse regisseurs als Nouchka van Brakel, Ate de Jong, Marleen Gorris en Dick Maas de kans te debuteren met een bioscoopfilm. Na één film met hem te hebben gemaakt, bleven veel van deze regisseurs met hem samenwerken. Zo produceerde Van Heijningen zes films van Nouchka van Brakel, vier van Guido Pieters en Ate de Jong en drie van Roeland Kerbosch en Frouke Fokkema.

Derde generatie

Matthijs van Heijningen groeide op in een streng gereformeerd gezin. Wellicht was het de drang zich af te zetten tegen dit milieu die hem leidde naar het alternatieve en provocerende Amsterdamse theaterleven. Min of meer per toeval rolde hij de filmwereld binnen, toen zijn theater Sigma ophield te bestaan en Anton Kothuys hem vroeg een korte film te produceren. Kort daarna besloot hij filmproducent te worden, maar hij wilde het anders aanpakken dan zijn voorgangers. Hij schaarde zichzelf onder de derde generatie filmmakers van na de Tweede Wereldoorlog – Bert Haanstra en Fons Rademakers behoorden tot de eerste generatie en de eerste lichting Filmacademie-studenten vertegenwoordigde de tweede. Tegen de belangrijkste regisseurs van deze tweede generatie, onder meer Pim de la Parra en Wim Verstappen, zette Van Heijningen zich bewust af. Zo vond hij de films van dit duo totale onzin. Deze hadden volgens hem niets met de werkelijkheid te maken. Van Heijningen wilde films maken die ‘ergens over gaan’ en richtte zich in zijn carrière veelal op een bescheiden publiek van ongeveer tweehonderdduizend bezoekers. ‘Het Buñuel-publiek’, noemde hij dat zelf.