Skip to content

Skoop en Skrien: een nieuwe wind

In februari 1963 verscheen het eerste nummer van het filmtijdschrift Skoop. Het blad was opgericht door studenten van de Nederlandse Filmacademie. Vier van hen – Pim de la Parra, Wim Verstappen, Gied Jaspars en Nikolai van der Heyde – vormden de redactie. Het doel van het blad en zijn makers was onmiddellijk helder: Skoop wilde de ingeslapen Nederlandse filmwereld eens goed opschudden en een nieuwe wind doen waaien.

Redactievergadering Skrien.

Ook werd snel duidelijk wie de Skoop-redactie als zijn opponenten zag. De leden keerden zich tegen de gevestigde orde, net als gelijkgestemde groeperingen in het buitenland – met name de Franse nouvelle vague en de Neue Deutsche Film. Vooral filmmaker Bert Haanstra en criticus Janus van Domburg moesten het ontgelden. Zo werd Haanstra's nieuwste film Alleman in het zomernummer van 1964 met de grond gelijk gemaakt. In december 1963 had Skoop de première van Alleman in het Amsterdamse Alhambra al gebruikt om actie te voeren tegen deze film en promotie te maken voor het blad.

De kritiek is ziek

Van Domburg had er in het eerste nummer van Skoop al van langs gekregen. In een artikel van tien pagina’s – ‘De kritiek is ziek’ – veegde Nikolai van der Heyde de vloer aan met de contemporaine filmkritiek. Vooral Janus van Domburg, de tot filmpaus verheven eindredacteur van (Critisch) Filmforum, en H. Wielek werden afgeserveerd. Van der Heyde verweet hen ‘oblomovisme’, geestelijke luiheid. De twee critici zouden zich verschuilen achter verouderde principes en onhanteerbare theorieën. Ze zouden niet duidelijk kunnen maken of een film goed was of slecht. Dat laatste mocht toch van een criticus verwacht worden, vond Van der Heyde. Het probleem zat ‘m volgens hem vooral in het gebrek aan vakkennis: de oude filmkritiek miste het vermogen ‘met kennis van zake te spreken over regie, kameravoering, montage, etc.’.

Ook Wim Verstappen, de meest invloedrijke van alle Skoop-critici, focuste op vakmanschap. Voor Verstappen was film bovenal amusement voor het grote publiek en in zijn kritieken brak hij een lans voor de goedgemaakte publieksfilm – met name de Hollywoodfilm. Niet Bergman en Fellini waren zijn grote helden, maar Hollywoodregisseurs als John Ford en George Stevens. Overigens deelde hij deze voorliefde met de nouvelle vague-beweging, de Franse criticus André Bazin en Duitse regisseurs als Wim Wenders.

In zijn kritieken ging Verstappen uitgebreid in op de ambachtelijke kwaliteiten van cinema. Hij deed dit onder andere in uitgebreide analyses waarin hij filmscènes tot op het bot ontleedde. Verstappen koos niet alleen fragmenten uit het werk van beroemde regisseurs, maar besprak ook de beruchte fellatioscène uit Gerard Damiano’s Deep Throat (1972).

De door Verstappen gepropageerde vaktechnische kritiek nam in Skoop een prominente rol in, maar was niet de enige vorm van kritiek die het blad bedreef. In tegenstelling tot andere bladen had Skoop geen duidelijke redactionele lijn. Verschillende opvattingen konden naast elkaar bestaan. Zo had het tijdschrift ruimte voor de meer theoretische – en op poëzie geënte – kritiek van Rein Bloem, maar ook voor de contextuele aanpak uit de jaren zeventig, die de ervaring van de filmmaker centraal stelde.

Skrien

In november 1968 verscheen een tweede filmblad op de markt: Skrien. Ook dit tijdschrift werd door Filmacademie-studenten uitgegeven. Geheel in de geest van de tijd nam het nieuwe blad een maatschappijkritische positie in. De redactie zette zich in voor een progressieve cinema en beschouwde de bestaande filmcultuur als een integraal onderdeel van een kapitalistische samenleving. Ook zag zij de filmcultuur als representatief voor de hedendaagse Nederlandse maatschappij. Met marxistische filmkritiek wilde het blad bestaande verhoudingen binnen de filmwereld aan de kaak stellen. Skrien maakte zich sterk voor een alternatieve filmcultuur én voor vernieuwingen binnen het bestaande systeem. Het tijdschrift steunde vooral Het Vrije Circuit, een niet-commercieel distributie- en vertoningscircuit dat buiten de Nederlandse Bioscoopbond om films vertoonde in gesubsidieerde filmhuizen.

Eind jaren zeventig nam de aandacht voor de maatschappelijke of politieke context van film af. Vanaf dat moment oriënteerde Skrien zich meer op filmtheoretische achtergronden, vanuit een ideologisch kader. Binnen dit kader speelden semiotiek (Christian Metz) en postmoderne mediatheorie (Jean Baudrillard) een belangrijke rol.

In de loop van de jaren tachtig werden film- en mediageschiedenis steeds belangrijker in Skrien. Ook besteedde het blad meer aandacht aan commerciële cinema en nieuwe media.

Windstilte

Ruim veertig jaar na hun oprichting hielden beide filmbladen op te bestaan. Skoop verdween in 1993 en het laatste nummer van Skrien verscheen in januari 2009, na een negatief subsidieadvies van de Raad voor Cultuur.

Het enige Nederlandse filmblad dat tegenwoordig op reguliere basis verschijnt is De Filmkrant. Deze krant, in 1981 opgericht, doet op journalistieke wijze verslag van de wederwaardigheden in de Nederlandse filmwereld.