Dromen van een filmindustrie
Speelfilms maken was precies wat Nöggerath jr. van plan was. Hij verzamelde een groep toneelspelers om zich heen en produceerde tussen 1911 en 1913 een aantal korte fictiefilms. Het was zijn ambitieuze streven om Nederland een eigen filmindustrie te geven, maar die plannen leden al snel schipbreuk. Zijn productiekosten waren relatief hoog, terwijl het hem niet lukte de films af te zetten.
Na het maken van een paar korte tragedies, waaronder De bannelingen en Ontrouw, probeerde Nöggerath vergeefs het tij te keren door over te stappen naar de productie van korte kluchten met populaire revueartiesten.
In haar memoires, in de jaren twintig in het filmblad 'Kunst en amusement' gepubliceerd, schrijft actrice en regisseur Caroline van Dommelen dat Nöggeraths debacle vooral te wijten was aan diens niet-professionele houding. In zijn enthousiasme nam hij onverantwoorde financiële risico’s – hij joeg zijn dromen na en verloor de realiteit uit het oog.
Nadat hij zijn speelfilmproductie had stilgelegd, benutte Nöggerath de studio nog wel om er korte opnamen te maken die hij incorporeerde in revues die in Variété Flora werden opgevoerd. Tot de bekendste voorbeelden horen Amsterdam op hol!, 'Breek maar af!' (over Simon B. Stokvis en het debacle van de Amsterdamse Keurbioscoop) en 'Heel Amsterdam vliegt', ten tijde van de luchtvaarttentoonstelling ELTA.
Het beroemdste revue met filmische inserts is evenwel het al uit 1899 stammende 'De nieuwe prikkel', een samenwerking tussen het Grand Théâtre van A. van Lier en de Nederlandsche Biograaf- en Mutoscope Maatschappij.