Skip to content

Sprekende bioscoop

Op 11 november 1911 begonnen de gebroeders Mullens (Alberts Frères) in het Amsterdamse Paleis voor Volksvlijt een reeks voorstellingen met de zogenaamde ‘sprekende bioscoop’. Aanvankelijk leek het mis te gaan: na de openingsavond dreigde de brandweer verdere voorstellingen te verbieden op grond van de brandveiligheid. Uiteindelijk kon toch nog aan alle veiligheidsmaatregelen worden voldaan en werden de vertoningen na een pauze van bijna drie weken voortgezet.

Willy Mullens (r.) experimenteert met geluid bij de film, 1907.

Kraaiende haan

Het programma begon met een kort welkomstwoord van een van de gebroeders, waarna de andere op het doek verscheen en de zaal duidelijk verstaanbaar toesprak. Vervolgens werd een aantal korte ‘sprekende films’ vertoond, met onder meer een kraaiende haan, een banjospeler en een dronken Parijzenaar. De geluidsweergave was over het algemeen goed, alleen de gesproken gedeeltes haperden nog hier en daar.

Voor de weergave van beeld en geluid gebruikte Alberts Frères een door de Franse firma Gaumont ontwikkeld systeem: synchroon met de film werd een grammofoonplaat met bijbehorend geluid afgespeeld. Dit procédé was al langer bekend. Het was in het voorafgaande decennium al meerdere keren bij voorstellingen gebruikt, bijvoorbeeld door de gebroeders Mullens in 1904 en 1908. ‘Phono-Bio’ noemden zij het toen. Een voorbeeld dat gevolgd werd door Alex Benner met zijn Benner’s Sprekende Bioscope.

In 1904 gebruikten ze een door de gebroeders Lumière ontwikkelde combinatie van film en grammofoon. Bij deze gelegenheden vertoonden ze ook een paar door henzelf gemaakte opnamen met gesynchroniseerd geluid: bekende operettemelodieën en populaire liedjes als Drinken we nog een dropske en Bertha van de schiettent. De succesvolle humorist en coupletzanger Maurice Dumas verzorgde de live muziek tijdens hun voorstellingen.

Een recensie van de vertoningen in het Paleis voor Volksvlijt meldt dat de geluidsweergave van eerdere voorstellingen niet optimaal was. Maar nu, met het nieuwe, door Gaumont ontwikkelde procédé waren de synchronisatie en het volume aanmerkelijk verbeterd.

Geluid en muziek

Al in de beginjaren van de filmgeschiedenis werden filmbeelden door geluid of muziek begeleid. Vaak voorzag een pianist of orkest films van live muziek. Muzikanten als Boris Lensky of Max Tak verwierven nationale faam door hun filmmuziek. Ook werd vanaf het begin al geëxperimenteerd met het gesynchroniseerd vastleggen van beeld en geluid. De combinatie van film en grammofoongeluid is het bekendst, al kende dit systeem een aantal gebreken.

In 1904 ontwikkelde de van oorsprong Franse filmpionier en uitvinder Eugene Augustin Lauste – vader van de Mutoscope-cameraman Emile Lauste – een systeem waarin het geluidsspoor op de film zelf was aangebracht. In 1906 patenteerde hij een nieuwe uitvinding die het mogelijk maakte het geluidsspoor met een lichtsensor af te lezen. Het zou echter nog jaren duren voordat films met gesynchroniseerd geluid de fase van het experimenteren waren ontgroeid en de ‘sprekende film’ in reguliere bioscopen werd geïntroduceerd.