Een gesloten bedrijfstak
Aan de oprichting van de NBB lag een conflict met de overheid ten grondslag. In februari 1918 kwam de Maastrichtse bioscoopexploitant W.J. van Lier in het geweer tegen de verhoging van de vermakelijkheidsbelasting tot 25% en een verbod voor jeugdigen om de bioscoop te bezoeken. De exploitanten voelden de noodzaak zich te verenigen en gezamenlijk de strijd aan te binden met de overheid. Zij richtten de Bond van Exploitanten van Nederlandsche Bioscooptheaters op.
Een jaar later volgden de distributeurs hun voorbeeld en op 20 januari 1919 zag de Vereeniging van Filmverhuurkantoren. Zij kwamen al direct in conflict met de exploitanten en beide organisaties besloten een gezamenlijke geschillencommissie in het leven te roepen om problemen op te lossen. Deze samenwerking leidde uiteindelijk tot een verbond tussen de Bond en de Vereeniging en op 18 juli 1921 werd de NBB opgericht. Eerste voorzitter was David Hamburger jr.
In 1924 kwam de NBB met het zogeheten standaardcontract waarin de voorwaarden voor filmhuur vastgelegd. Dit contract, dat zowel voor verhuurders als huurders gold, werd verplicht gesteld aan alle NBB-leden. In het contract werd ook opgenomen dat men niet mocht handelen met niet-NBB-leden. In 1927 werd deze laatste verordening ook statutair vastgelegd. Overtreding kon worden bestraft met een boycot. Hierdoor kon een gesloten bedrijfstak met als basis een exclusief economisch circuit.
Toen in de jaren dertig ook nog eens de producenten toetraden tot de NBB was het pact compleet en werd de NBB de almachtige alleenheerser in de Nederlandse filmwereld.