Skip to content

Serra's subversie

Op het eerste gezicht kan het lastig lijken een rode draad te zien in het filmprogramma dat de komende maanden bij de tentoonstelling Liberté in de filmzalen van Eye te zien zal zijn. Het programma loopt uiteen van de politieke thriller Cutter's Way (Ivan Passer, 1981) tot de sentimentele Hollywoodfilm I've Always Loved You (Frank Borzage, 1946), van de experimentele horrorfilm Cuadecuc, Vampir (Pere Portabello, 1971) tot de rauwe, zwartkomische Chinese documentaire Crime & Punishment (Zhao Liang, 2007).

Door Thijs Havens30 mei 2024

still uit Liberté (Albert Serra, FR/DE/PT/ES 2019)

still Liberté (Albert Serra, FR/DE/PT/ES 2019)

Één rode draad is om te beginnen uiteraard Albert Serra (Banyoles, 1975) zelf, wiens tentoonstelling op 7 juni opent in Eye. Van de eigengereide Catalaanse filmauteur laten we de komende maanden het overgrote deel van zijn recalcitrante oeuvre in de filmzalen zien. Daarnaast vroegen we hem een programma samen te stellen met films die van groot belang zijn geweest voor zijn artistieke ontwikkeling. Serra dook in de filmgeschiedenis en de collectie van Eye en kwam met een hoogst verrassend en interessant programma voor de dag, dat op allerlei manieren verbanden laat zien met zijn tentoonstelling en met de films uit zijn eigen oeuvre.

“Films are not about the subject anyway, they are about something else – cinematographic things”

Albert Serra in Dazed (Why hating filmmakers makes for great films, 2015)

De tentoonstelling Liberté is gebaseerd op het eerdere gelijknamige toneelstuk (2018) en de film (2019) waarin de morele ambivalentie van (seksuele) vrijheid wordt onderzocht en de rol van machtsverhoudingen, controle en zelfcontrole in menselijke interactie en onze hedendaagse maatschappij in zijn algemeen.

still uit Liberté (Albert Serra, FR/DE/PT/ES 2019)

still Liberté (Albert Serra, FR/DE/PT/ES 2019)

still uit Liberté (Albert Serra, FR/DE/PT/ES 2019)

still Liberté (Albert Serra, FR/DE/PT/ES 2019)

Die maatschappij is er één die onder invloed van moderne ontwikkelingen sterk veranderd is en het feit dat Serra een groot deel van zijn eerdere speelfilms als Birdsong (2008), Story of My Death (2013) en La Mort de Louis XIV (2016) in vroegere tijden situeert, is moeilijk los te zien van zijn kritische houding ten opzichte van de huidige tijdsgeest. Het ongemak dat Serra's films kunnen oproepen komt misschien wel júist omdat hij ons wijst op schurende paradoxen van de huidige tijd. To name a few: we zijn op ontelbare manieren méér met elkaar verbonden dan ooit maar weten ons tegelijkertijd steeds minder raad met het genot én ongemak van fysiek contact. We leven historisch gezien nog altijd in het meest democratische tijdperk in de geschiedenis van de mensheid maar tegelijkertijd zijn politieke machtsstructuren en geldstromen diffuser dan ooit. Er wordt luidruchtig op allerlei manieren gestreden voor het recht op zelfexpressie maar tegelijkertijd steken vreemde vormen van (zelf-)censuur de kop op die diezelfde zelfexpressie beknotten.

'A committed artist of our day'

Grote, veelkoppige vraagstukken waarvoor eenduidige analyses en antwoorden tekort zullen schieten. Die geeft Serra dan ook niet. Hij benadert dergelijke thema's indirect met recalcitrante films die de status quo bevragen door radicaal te experimenteren met de formele mogelijkheden die cinema biedt. Serra's ideeën over de subversieve functie van cinema zijn sterk beïnvloed door het boek Film as a Subversive Art (1974) van legendarisch filmcriticus en programmeur Amos Vogel. Naast een nog altijd inspirerende kijklijst bevat dit boek een aantal essays waarin Vogel overtuigend beargumenteert dat cinema de ultieme moderne kunstvorm is omdat alléén in het medium film een totale artistieke controle over tijd en ruimte mogelijk is. Hierdoor is cinema van alle kunstvormen het meest geschikt om de grillige, chaotische aard van de moderne tijd te te kunnen bevragen:

'Time and space are telescoped or destroyed: memory, reality, and illusion are fused, until, in a flash of frightful revelation, we realize that the totality of these uncertainties and discontinuities reflects nothing less than the modern world view. (…) The enormity of chaos has necessitated enormity of artistic means to portray and dissolve it. The ugly, the grotesque, the brutal and the absurd provide the truths of a society in decline. Those who depict these truths are the "committed" artists of our day. Far from withdrawing into empty aestheticism, they are themselves anguished configurations of the alienation and deeper wisdom they portray.'

Vogel benadrukt dat slechts een héél klein deel van de films die wordt gemaakt de subversieve potentie van film waarmaakt. Voor de rest zijn we overgeleverd aan (in Vogel's woorden) 'the homogenization of culture: a universal leveling down, an anesthetizing, pernicious blandness.'

In navolging van Vogel is Serra ook van mening dat de enige films die ertoe doen, films zijn die in één of ander opzicht subversief zijn, dat wil zeggen de status quo bevragen. Dit kan op ontelbare manieren in zowel vorm als inhoud; thematiek, scenario, mise-en-scène, montage, cinematografie, sound design, acteursregie et cetera. Het gaat erom dat er risico wordt genomen en een stap buiten de gebaande paden wordt gezet.

Voor Serra is dit filmische non-conformisme hét leidende artistieke principe sine qua non. Met zijn vroege films Honour of the Knights (2006) en Birdsong maakte hij een bewerking van welbekende klassieke verhalen – respectievelijk die van Don Quixote en de Drie Wijzen uit het Oosten – die hij ontdeed van nagenoeg álle verhalende elementen. Wat overblijft is een gestileerde, plotloze schets van hoe de (historische) personages zich tot elkaar verhouden, waardoor er ruimte ontstaat voor een abstracte filosofische verkenning van de ideeën die deze canonieke verhalen belichamen. Serra's film Story of My Death is als voorloper van Liberté te beschouwen want hierin reflecteert hij óók nietsontziend op de paradoxen rond seksuele vrijheid en hoe de ratio tekortschiet in het licht van volledige overgave aan seksuele extase.

still uit Honour of the Knights (Albert Serra, ES 2006)

still Honour of the Knights (Albert Serra, ES 2006)

still uit Birdsong (El cant dels ocells) (Albert Serra, ES 2008)

still Birdsong (El cant dels ocells) (Albert Serra, ES 2008)

still uit Story of My Death (Albert Serra, ES/FR/RO 2013)

still Story of My Death (Albert Serra, ES/FR/RO 2013)

still uit Liberté (Albert Serra, FR/DE/PT/ES 2019)

still Liberté (Albert Serra, FR/DE/PT/ES 2019)

Één van de tactieken die Serra vaak gebruikt om zijn films (ook voor hemzelf) onberekenbaar en spannend te houden is het inzetten van niet-professionele acteurs (waarover later meer). Voor La Mort de Louis XIV stapte hij daar voor het eerst vanaf om samen te werken met de legendarische Franse acteur Jean-Pierre Léaud als de stervende Louis XIV. De film speelt zich nagenoeg helemaal in één ruimte af en door het minutieus in beeld brengen van het sterfproces in combinatie met de potsierlijke 17e eeuwse klederdracht en het gekonkel van de hofhouding van Louis XIV wordt de futiliteit van macht in het licht van de onverbiddelijkheid van de dood ons prachtig duidelijk.

Met zijn recente Pacifiction (2022) maakte Serra de ultieme film over de ongrijpbaarheid van politieke macht en hoe het ongemerkt door je vingers kan glippen. Hoewel Serra wederom met een professioneel acteur werkte (een gladde Benoît Magimel) zocht hij voor deze film weer de filmische grenzen op door meer dan vijfhonderd uur grotendeels geïmproviseerd materiaal te schieten, gebruik makend van oortjes waarmee hij tijdens het draaien instructies aan de acteurs gaf. Deze onorthodoxe aanpak zorgt in Pacifiction voor een onderhuidse, lijzige spanning en een terloops, indringend soort realisme dat blijft boeien. Ambigu, en voor sommige kijkers misschien veeleisend maar onmiskenbaar gewaagd en verrijkend voor wie er voor open staat.

still uit La mort de Louis XIV (Albert Serra, FR 2016)

still La mort de Louis XIV (Albert Serra, FR 2016)

still uit Pacifiction (Albert Serra, FR 2022)
still uit Pacifiction (Albert Serra, FR 2022)

De keuze van Serra

Dit laatste kan óók gezegd worden van de dertien films die in overleg met Serra werden gekozen om naast zijn eigen films te vertonen. Het is een spannende en eclectische verzameling waarvan een deel op 35mm uit de Eye-collectie wordt vertoond en een groot deel maar zeer zelden te zien is. Net als in Serra's eigen films valt in ieder van deze films wel een element te ontdekken dat radicaal of tegendraads genoemd kan worden en alleen daarom al het bekijken waard. Verschillend als ze zijn, zijn het stuk voor stuk films waar op een bepaalde manier lef wordt getoond. Soms is meteen een verband te zien met Serra's oeuvre, andere films staan schijnbaar wat verder van hem af. Ondanks de grote verscheidenheid zijn er in deze keuzefilms toch een aantal lijnen te ontdekken.

Donkere politieke satire

Onlangs werd aangekondigd dat Serra's volgende film (gepland voor 2025) Out of This World gaat over de politieke rivaliteit tussen Rusland en de VS. Hiermee lijkt Serra verder te gaan op de weg die hij met Pacifiction is ingeslagen waarin hij de schimmige wereld van diplomatie onderzocht waarin niks is wat het lijkt en machtsverhoudingen slechts hypocriet, ondoorzichtig en onrechtvaardig zijn.

still uit Cutter's Way (Ivan Passer, US 1981)

still Cutter's Way (Ivan Passer, US 1981)

Het broeierige Cutter's Way (Ivan Passer, 1981) was een directe invloed op Pacifiction in de subtiele, onvergetelijke verbeelding van paranoia en verlies van controle. De films hebben met elkaar gemeen dat zowel de kijker als de personages achterblijven met slechts een abstract, unheimisch gevoel over de onbereikbaarheid en onaantastbaarheid van macht(hebbers).

still uit Bulworth (Warren Beatty, US 1998)

still Bulworth (Warren Beatty, US 1998)

Bulworth (Warren Beatty, 1998) is komischer maar duikt óók de wereld van de politiek in om er op een extreme (subversieve?) manier commentaar op te leveren. De film is ongemakkelijk (een rappende Warren Beatty die een jonge Halle Berry probeert te imponeren, anyone?) maar fictiefilms die zó expliciet politiek bedrijven en er met gestrekt been in vliegen worden eigenlijk niet meer gemaakt, wat te denken geeft. Ga hem alleen daarom al zien.

still uit Crime and Punishment (Zhao Liang, CN 2007)

still Crime and Punishment (Zhao Liang, CN 2007)

Een satirische, spottende kijk op machthebbers zien we terug in Crime and Punishment (Zhao Liang, 2007). Regisseur Zhao Liang wist toestemming te krijgen om een documentaire te draaien over een Chinese militaire post aan de grens met Noord-Korea. Hoe de film langs de censuur is gekomen mag een wonder heten, want we zien de soldaten keihard en grillig handhaven terwijl ze amper serieus genomen lijken te worden door de lokale bewoners. Een verbijsterend, zwartkomisch documentairemeesterwerk.

still uit Electra Glide in Blue (James Guercio, US 1973)

still Electra Glide in Blue (James Guercio, US 1973)

De vergeten cultklassieker Electra Glide in Blue (James William Guercio, 1973) past ook in dit rijtje, want ook hier wordt geen spaan heel gelaten van the powers that be. Door je oogharen ziet de film eruit als een soort verknipte noir-versie van Police Academy maar de thematiek is wel degelijk bloedserieus: er wordt een gitzwart, cynisch beeld geschetst van het Amerika van nét na het hippietijdperk. Electra Glide in Blue wordt dan ook vaak in één adem genoemd met Easy Rider (1969) maar heeft de tand des tijds veel beter doorstaan.

Vormexperimenten

Een aantal andere films die Serra selecteerde valt vooral op door hun onorthodoxe, experimentele vorm.

still uit Cuadecuc, vampir (Pere Portabella, ES 1971)

still Cuadecuc, vampir (Pere Portabella, ES 1971)

Cuadecuc, vampir (Pere Portabello, 1971) werd niet voor niks door Amos Vogel een 'most original work' genoemd. Het is een making of-documentaire van de jaren 70 B-vampierfilm Count Dracula (met Christopher Lee) die door experimenteel sound design, beeldbewerking en radicale montage een soort abstracte meta-vampierenfilm wordt die uiteindelijk veel meer onder de huid kruipt dan de fictiefilm waarvan we het maakproces deels zien. Onnavolgbaar en onvergetelijk.

still uit Baxter, Vera Baxter (Marguerite Duras, FR 1977)

still Baxter, Vera Baxter (Marguerite Duras, FR 1977)

Ook in Marguerite Duras' Baxter, Vera Baxter (1977) worden compromisloze esthetische keuzes gemaakt. Terwijl hoofdpersonage Vera Baxter de schokkende voorgeschiedenis van haar afbrokkelende huwelijk aan vreemden (waaronder Delphine Seyrig) vertelt, horen we de hele film (!) een panfluitorkest hetzelfde deuntje spelen. Dit bijna gekmakende, vervreemdende effect verleent de flarden dialogen een surrealistische, haast onheilspellende ondertoon die verrassend goed past bij het thema van de donkere kanten van huwelijkse (on)trouw.

still uit Quei loro incontri (Danièle Huillet, Jean-Marie Straub, IT/FR 2006)

still Quei loro incontri (Danièle Huillet, Jean-Marie Straub, IT/FR 2006)

Quei loro incontri (Straub & Huillet, 2006) zet conventionele ideeën over filmrealisme en tekstbehandeling op losse schroeven. Een dik uur lang zien we niet-professionele acteurs in de natuur teksten voordragen uit Dialoghi con Leucò van Cesar Pavese die gaan over de de menselijke omgang met de Dood, Liefde en het Lot. Door de combinatie met de strak gemonteerde shots van het heuvellandschap rond Pisa ontstaat er een bezwerende sfeer die de tekst, beelden en acteurs een unieke lading geeft.

Personage en acteur

Zoals in Quei loro incontri de grens tussen acteur en personage vervaagt, zitten er meer films in het Serra-programma waarbij er een wisselwerking plaatsvindt tussen acteur en personage. In het eerder genoemde Cuadecuc, vampir zien we acteur Christopher Lee aanvankelijk vooral in zijn haast campy rol als Dracula. Gaandeweg zien we hem echter ook dollend met de camera en ontspannen een sigaret roken. Omdat het onheilspellende sound design onverbiddelijk doorloopt, ontstaat er een spanning: de 'echte' Christopher Lee krijgt iets onheilspellends, bezetens. We krijgen als kijker haast het idee dat een nóg grotere donkere macht alle acteurs nog in hun macht heeft, lang nadat er 'cut' is geroepen. De illusie, de houvast waar we bij het kijken van films aan gewend zijn geraakt dat acteurs simpelweg samenvallen met hun rol, valt volledig weg en dit zorgt voor nieuwe artistieke mogelijkheden.

“The great actor does not represent, nor even express; he simply is”

Albert Serra in zijn boek A Toast to St. Martiria (2024)

Cuadecuc, vampir laat magistraal zien hoe met betrekkelijk eenvoudige middelen binnen cinema nog nieuwe wegen te bewandelen zijn en het is niet voor niks dat Serra aan het einde van zijn Story of My Death deze film een ode lijkt te brengen door Dracula in beeld te brengen in combinatie met een onheilspellende elektronische soundtrack.

Het 'spel' tussen acteur en personage speelt ook een rol bij Serra's keuze voor de a-typische western One-Eyed Jacks (1961). Het was de enige film die Marlon Brando ooit regisseerde en hij speelt daarnaast ook zelf de hoofdrol. Hier lijkt het Serra om te doen:

'Of course, this is what is totally fascinating about the character in the film, because he himself is directing. There is a confusion that goes to a high level (...) He knows what he knows as an actor, but he’s controlling everything as a director (...) This film is very interesting because of this (...) you can’t have these two perspectives in the same body, the same consciousness', zegt hij in een interview voor The seventh art in 2019.

Pier Paolo's Pasolini's Medea (1969) kunnen we ook in dit licht zien; de kijker kan niet heen om de magnetische aanwezigheid van de 'echte' Maria Callas, in haar enige filmrol ooit. Pasolini koos in zijn Medea-bewerking voor een minimum aan tekst en Callas hoeft hierdoor eigenlijk amper te acteren. Simpelweg haar verschijning en alles wat het publiek op haar projecteert lijkt al genoeg om de rol te laten slagen. Te veel tekst, te veel 'rol' had alleen maar afbreuk gedaan aan de gelaagde indruk die Callas nu als tragische Medea achterlaat.

still uit One-Eyed Jacks (Marlon Brando, US 1961)

still One-Eyed Jacks (Marlon Brando, US 1961)

still uit Medea (Pier Paolo Pasolini, IT 1969)
still uit Medea (Pier Paolo Pasolini, IT 1969)

Bovengenoemde films sluiten goed aan bij Serra's ideeën over acteursregie. Door acteurs te ontregelen, te laten improviseren en zichzelf te laten zijn, camera's eindeloos te laten draaien en met niet-professionele acteurs te werken wil Serra morrelen aan de ongeschreven regel dat er geen lucht mag zitten tussen acteur en de rol die wordt gespeeld. We zijn gewend dat de acteur 'als persoon' zogezegd koste wat kost buiten beeld moet blijven maar Serra draait dit juist om en wil 'de persoon' actief betrekken om iets nieuws te creëeren wat geen zuivere fictie meer te noemen is.

Grensoverschrijdend

Tot slot is er nog een aantal films die in vorm misschien minder provoceren maar eerder op inhoudelijk vlak de grenzen van een genre opzoeken, tarten en zelfs overschrijden. Op een vergelijkbare manier als Gone to Earth (Powell & Pressburger, 1950) is het geweldige I've Always Loved You (Frank Borzage, 1946) hiervan een perfect voorbeeld. Deze film – in Eye op 35mm uit de collectie te zien – vertelt het verhaal van een ambitieuze concertpianiste die verliefd wordt op haar mentor en doet in sommige opzichten denken aan het zoete The Red Shoes (Powell & Pressburger, 1948). Door onder andere een aantal buitensporig lange concertscènes met veel smachtende blikken verkrijgt I've Always Loved You echter een soort over de top sentimentaliteit, die toch op een onwaarschijnlijke manier 'werkt'. Luc Mollet schreef in 1969 in Cahiers du cinéma no. 135 dan ook:

'I've Always Loved You is perhaps Borzage's masterpiece...The excess of insipidness and sentimentality exceeds all allowable limits and annihilates the power of criticism and reflection, giving way to pure beauty.'

still uit Gone to Earth (Michael Powell, GB 1950)

still Gone to Earth (Michael Powell, GB 1950) (© Disney / BFI / Fremantle)

still uit I've Always Loved You (Frank Borzage, US 1946)

still I've Always Loved You (Frank Borzage, US 1946)

La prima notte di quiete (Valerio Zurlini, 1972) gaat op een hele andere manier veel verder dan je zou verwachten. Een mooie, iets gerijpte Alain Delon schittert als depressieve schrijver down-and-out in Rimini. Hij begint een relatie begint met één van zijn leerlingen, de bloedmooie Vanina (Sonia Petrovna), so far so good. De doos van Pandora die Delon vervolgens opentrekt gaat echter in dit soort films zelden zó ver open en de combinatie van verstikkende sociale controle en seksuele perversie waar hij mee te maken krijgt is zelfs (of misschien wel júist?) vandaag nog schokkend te noemen.

Last but not least
één van de meesters van de transgressie: Abel Ferrara. Zijn zelden vertoonde Go Go Tales (2007) lijkt op het eerste gezicht tam in vergelijking met sommige van zijn bekendere films (Bad Lieutenant, Mrs. 45) maar hij probeert hier dan ook iets nieuws; in zijn eigen woorden zijn 'eerste als zodanig bedoelde komedie'. In Go Go Tales zien we Willem Dafoe als nachtclubeigenaar Ray Ruby, die het voortbestaan van zijn club probeert te redden door roekeloos te gokken. De film dendert met een soort maniakale, speedy plotloosheid richting de even cynische als komische eindscène die je grinnikend achterlaat met vragen: wat was dit precies? Kwamen daar in de verte nou de grenzen van goede smaak in zicht? Was dat gezien Dafoe's schmierende spel wellicht ook niet precíes de bedoeling?

still uit La prima notte di quiete (Valerio Zurlini, IT/FR 1972)

still La prima notte di quiete (Valerio Zurlini, IT/FR 1972)

still uit Go Go Tales (Abel Ferrara, IT/US 2007)

still Go Go Tales (Abel Ferrara, IT/US 2007)

De volle breedte

Het moge hopelijk duidelijk zijn: deze zomer zijn er héél veel redenen om naar Eye te komen. In de eerste plaats om je in de prikkelende wereld van Albert Serra onder te dompelen in de tentoonstelling Liberté en in zijn speelfilms die we uitgebreid gaan tonen in onze filmzalen. Maar dus ook om al deze andere films te zien. Ze tonen Serra's brede filmische interesse en leggen een waaier aan invloeden bloot waarvan sporen in zijn eigen oeuvre terug te vinden zijn.

Wat Serra's oeuvre met zijn keuzefilms gemeen heeft is dat de gebaande paden maar zelden in zicht komen en er geen genoegen wordt genomen met sommige sleetse conventies van het nog zo jonge medium film. De artistieke grenzen van cinema verruimen zichzelf niet, dit vaak ondankbare werk zullen filmmakers moeten doen met lef, die niet bang zijn om af en toe vol op hun bek te gaan of films te maken waarbij sommige mensen de zaal uit zullen lopen. So be it, de uiteindelijke artistieke meerwaarde is te groot en misschien wel te belangrijk voor film als kunstvorm, om je hierdoor door te laten intimideren. Serra zelf en alle regisseurs die hij koos zijn zich hiervan bewust en Amos Vogel heeft het dan ook over hén als hij vol bewondering spreekt over:

'...those true iconoclasts and independents-feature, avant-garde or documentary filmmakers who even under today's bleak circumstances audaciously continue to 'transgress' (i.e. subvert) narrative modes, themes, structures, and the visual / aural conventions of mainstream cinema.'

poster Albert Serra  – Liberté

Films, Talks & Events